die krijgsman met zijn schild laat als teekening wel iets te wenschen.
J. Cermak, thans te Parijs woonachtig, zond twee tafereelen Wild en visschen, die zeer keurig geschilderd zijn, maar ons als tafereel toch niet erg bevallen; verder een overheerlijk schoon stuk, voorstellende: Een voorval uit den oorlog van Montenegro in 1862. Dit is prachtig als samenstelling, schoon geteekend en uitmuntend als schildering; niet alleen de daarin voorkomende personen, maar alle de bijhoorigheden zijn meesterlijk uitgevoerd.
C. Verlat, thans bestuurder der academie van Weimar, heeft een puik stuk geleverd. Bij 't zien van dit stuk moeten wij het betreuren, dat men eenen schilder van zulk talent een, zoo uitmuntend meester, niet heeft weten te verbinden aan onze schilderschool; dat is ten minste vlaamsche schildering waarin de jeugd diende onderwezen te worden. Het bedoelde tafereel stelt voor: De moeder van den Messias, vergezeld door de vier evangelisten, getrokken uit het Evangelie des H. Lucas, kap. 2 v. 35 zeggende: zoodat de diepste geheimen van velen zullen gekend worden en zelfs zal een zwaard uw hart doorbooren. Simeon. De moeder Gods mist godsdienstig gevoel als uitdrukking, maar behalve onze opmerking, is het eene meesterlijke schilderij die men diende aan te koopen voor het te vormen museum van werken van hedendaagsche meesters.
N. De Keyser, den verdienstelijken bestuurder onzer academie, heeft een tafereel dat alle de gewone hoedanigheden van den meester bevat, maar wij verkiezen het ver boven het door ons op bladz. 61 vermeld tafereel, Karel V voorstellende. Ditmaal geeft hij ons ter bewondering van zijn schoon talent: De Dante en de jonge dochters van Florencië na de dood des vaders van Beatrix. Het oogenblik door den schilder gekozen, is dat waar de jonge dochters zegden bij het verlaten der woning hunner vriendin: Beziet hem dan, hij schijnt dezelfde niet meer te zijn; hij weent alsof hij Beatrix gezien had gelijk wij haar gezien hebben! Inderdaad Dante zit daar angstvol in gedachten verslonden over het lot van Beatrix en hij schijnt inderdaad dezelfde niet meer te zijn. Wij hadden daar wel dat edel en grootsch figuur van Dante meer in willen zien doorstralen en Florentijnsche- in plaats Vlaamsche meisjestypen; overigens is het een zeer fraai tafereel, dat vooral voor de gravuur geschikt is. Verder heeft de heer De Keyser een zeer schoon vrouwenportret tentoongesteld, waarin hij de grootste moeilijkheden als schakeering en kleur is te boven gekomen.
Hendrik Schaefels, heeft drie tafereelen tentoongesteld, waarvan het grootste en belangrijkste ook het meeste de aandacht boeit Een stuk waardig om aangekocht te worden voor een museum. Het stelt voor, het schip genaamd Le Vengeur, waarvan Villaret Joyeuse de held was. Het heldhaftig gedrag van de bemanning dezes vaartuigs dwong zelfs zijne vijanden tot bewondering. De zeeslag door de Vengeur den Engelschen geleverd, zou volgens berichten van fransche schrijvers, plaats hebben gehad op 1 Juni 1794 op de kusten van Frankrijk en Engeland nabij Brest. De echtheid van het feit wordt door anderen in twijfel getrokken; maar wat er ook van de geschiedkundige daadzaak zij, de schilderij van Hendrik Schaefels mag een kapitaal schoon stuk genoemd worden, dat de faam van den verdienstelijken meester in hooge mate zal bevorderen. Het tweede tafereel dat den heer Fl. Goossens toebehoort, stelt voor: Het vertrek der helsche branders, bestemd om de brug te vernielen welke op bevel van Alexander Farneze, prins van Parma, over de Schelde geslagen was. - Het is ontleend aan de Geschiedenis der Nederlanden door Van Meteren, waarin dit feit aldus verhaald wordt:
‘De ingenieur F. Giambelli, welke zich sterk gemaakt had om de werken der Spaanjaarden te vernielen, verkreeg eindelijk van Marnix twee schepen, de Fortuin en de Hoop.
Op den bodem der vaartuigen deed hij bakken van groote steenen metselen, en laadde dezelve met dertien duizend vijf honderd ponden buskruit; daarna deed hij alles dekken met zerksteenen, welke hij op de kerkhoven en in de kerken opgelicht had.
Hij gebruikte ook veertig platbodems, acht aan acht gekoppeld, en met brandstoffen voorzien. Deze moesten de echte branders voorafgaan en zonder springen of gevaar verbranden, om alle wantrouwen aan de Spaanjaarden te ontnemen.
De schepen, even als de platbodems, waren met mutsaarden opgestapeld, welke bij het naderen der brug moesten in brand gestoken worden.
De brandstichtende vloot verliet de haven van Antwerpen, in den avond van 4 April 1585 onder het bevel van den Antwerpschen admiraal Jacob Jacobzoon.’
Dat dit geschiedkundig feit goed is weergeven zal niemand ontkennen; ook bevat het tafereel alle de schoone hoedanigheden den schilder eigen.
Het derde stuk dat uitmunt in pracht en rijkdom van kleur stelt eene: Episode der Spaansche Furie, 4 November 1576 voor, en is insgelijks ontleend aan de Geschiedenis der Nederlanden door van Meteren. Het is de eigendom van den heer L. Claeys.
Karel Ooms. heeft eenen verbazenden vooruitgang gemaakt Zijn Tooneel uit de spaansche furie te Antwerpen in 1576, is een stuk vol beweging, waarin samenstelling, teekening en kleur goed zijn begrepen; men kan bij nader onderzoek hier en daar eene zwakheid aanduiden, maar over het algemeen is het een zeer schoon en aangenaam tafereel, dat ook van den eersten dag werd verkocht aan den heer F. Delehaye.