Sterfgevallen.
A. WULFFAERT, een verdienstelijk schilder, is te Gent overleden op het einde der maand Februari in 68-jarigen ouderdom.
KAREL BOSSELET, oud leeraar bij het muziekconservatorium, te Brussel, en oud-orkestmeester bij den Muntschouwburg, ridder der Leopoldsorde, is in 60-jarigen ouderdom te Brussel overleden.
CECILIA STEIN, de verdienstelijke Vlaamsche tooneelspeelster, werd den 27n Maart te Antwerpen ter aarde besteld. Een bestuurlid der maatschappij De Lauwertak, sprak over de betreurde kunstenares, aan den boord van haar nederig graf, eene korte lofrede uit. De lijkdienst werd ten 8 ure in de St.-Antoniuskerk verricht.
ADOLF FETIS, een zoon van den gewezen bestuurder van het Brusselsch conservatorium, die zich deed kennen als een niet onverdienstelijk toonzetter en vele onuitgegevene muziekwerken achterlaat, is op het einde van Maart in 53-jarigen ouderdom overleden.
CORNELIUS VERHULST, de schrijver van de Mijmeringen, een verzenbundel van ruim 150 bladz., in 1859, te Antwerpen, bij de wed. Kennes en Gerrits, en van de Echos der Gedachten, een verzenbundel van 137 bladz., in 1861, te Utrecht, bij C. Van der Post Jr., verschenen, is te Contich, zijne geboorteplaats, waar hij herstel van krachten was gaan zoeken, in den nacht van 30-31 Maart in ruim 37-jarigen ouderdom overleden. In de Vlaamsche School en andere tijdschriften verschenen van Verhulst een betrekkelijk groot getal losse stukken. De overledene was ambtenaar in het provinciaal bestuur te Antwerpen en dreef tevens een handel van dranken en inkt. Sedert eenige jaren was hij gehuwd met eene juffer uit Wommelghem, in welke gemeente hij zich bij zijn huwelijk met der woon nederzette. Hij bewoonde vervolgens Borgerhout en laatstelijk de gemeente Berchem, bij Antwerpen. Aan diepte van gevoel en kracht van verbeelding, paarde Verhulst een rijken dichterlijken aanleg, en wel mogen wij voor de Nederlandsche letteren betreuren dat de gaven waarmede hij zoo ruimschoots was bedeeld niet tot gelouterde ontwikkeling gekomen zijn. Onder goede letterkundige leiding, met studie en vlijt zou Verhulst zich ongetwijfeld eene plaats naast de meest gevierde Vlaamsche dichters hebben kunnen verwerven. Ongelukkiglijk droeg hij reeds van voor lang de kiemen in zich van eene wreede ziekte: de tering. Zij maakte hem afkeerig van het geestesleven, zij doodde den dichter in den mensch, van toen zij haar noodlottig werk nog nauwelijks aan het lichaam was begonnen. De weleer zoo opgewekte, dweepende man werd voor de kunst lusteloos, koud; het vuur van den geestdrift werd in hem uitgebluscht; zijne idealen verzwonden: hij schepte niet langer behagen in de poëzij en werd een geheel stoffelijk mensch. Wij die hem kenden en lief hadden, vleidden ons met de hoop, dat zijn bezig handels- en beroepsleven, wellicht den loop zijner ziekte zou
hebben gekeerd. Wij dachten, dat zijne gezonde werkzaamheid, de kleine uitstapjes in de dorpen die hij voor zijne zaken deed, misschien zijne verzwakte krachten zouden opgebeurd hebben. Tot in den laatsten tijd hield hij zelve zich niet voor ernstig bedreigd. Helaas! zoomin de vriend als de dichter is ons gered. Den 2n April werd Cornelius Verhulst te Contich begraven. Hij laat zijne vrouw en twee jonge kinderen achter.
Fr. VAN GEERT, de verdienstelijke tooneelschrijver, is op 6 April te Gent in 87-jarigen ouderdom overleden. Tusschen zijne werken zullen de vrienden van het tooneel en de letterkunde zich ongetwijfeld herinneren: De Buschkanters, De protestanten in Vlaanderen, Montigny, De boekhouder van Lieven Bauwens en Jacob Van Artevelde; met dit laatste stuk, uit den roman van Conscience getrokken, werd hij in den staatsprijskamp voor de tooneelletterkunde bekroond. Hij bewerkte voor het Vlaamsch tooneel onder andere eenige stukken van Schiller en Goethe. In de eerste almanakken van het Willems-fonds leverde hij ettelijke bijdragen. De heer Van Geert had onder Napoleon gediend en, van 1808 af aan, de bijzonderste veldslagen des keizers medegemaakt. In 1813 werd hij bevorderd tot kapitein. In 't Belgisch leger bracht hij het tot den graad van luitenant-kolonel. Sedert ettelijke jaren was hij als dusdanig gepensioneerd. Hij was ridder van het legioen van Eer en officier der Leopoldsorde. De heer Van Geert werd hoog geschat en oprecht bemind door allen die het voorrecht genoten hem te kennen. Hij was een Vlaming van den echten ouden stempel, gul van gemoed en recht voor de vuist. Zijne teraardebestelling heeft met groote plechtigheid plaats gehad.
JACOB GODINAU, naar wiens schilderij De zeepballen, wij in 1862, bladz. 65, eene plaat gaven, is op 7 April te Gent overleden. Hij was op 1 Januari 1811 te Eecloo geboren. Na zijne studiën aan de Gentsche academie voltrokken te hebben, bracht hij ettelijke jaren te Parijs en in Italië door; in 1842 bekwam hij eene aanstelling als leeraar bij de academie van Gent. Hij was een verdienstelijk schilder en een edelmoedig en rechtzinnig man, die de algemeene achting en toegenegenheid genoot. De Gentsche maatschappij ter bevordering van nijverheid en wetenschappen telde den heer Godinau tusschen hare milddadigste begunstigers. De voorzitter van den voornoemden kring, de heer L. Schepens, sprak aan het graf zijns vriends eene treffende redevoering uit, die wel de gevoelens vertolkte van allen die den duurbaren afgestorvene eene laatste hulde waren komen bewijzen.