De Vlaamsche School. Jaargang 19
(1873)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 55]
| |
Gregorius Breydel.Gregorius Breydel, die in 1587 geboren werd en tot de familie van den beroemden Vlaamschen held behoorde, stierf den 7n Januari 1664, na gedurende vele jaren en tot het einde zijns levens pastoor van St-. Michielsparochie te Gent geweest te zijn. Wij geven hier 's mans afbeeldsel, welk eene groote kunstwaarde heeft; uit 's pastoors leven verdienen daarenboven eenige bijzonderheden aangeteekend te worden. Het hier medegedeeld portret is gekopieerd van een zilveren schild, waarop het keurig gedreven is en dat toebehoort aan den graaf van Limburg Stirum, te Gent. Er bestaat een ander op doek geschilderd portret van den ouden pastoor, in de sacristij der St-. Michielskerk; het is versierd met de wapens der familie Breydel: van keel met drie paardenkoppen van goud getoomd van zilver, en draagt het volgende opschrift: ‘Fondateur van eenen regent ende ses coraelen ten dienste van de parochiale kercke van Ste Michiels, overleden den 7 januar. 1664, oudt 77 jaren.’ In zijn merkwaardig werk over de Gentsche kerken,Ga naar voetnoot(1) spreekt de heer Kervyn van Volkaersbeke de meening uit, dat voormeld fraai portret een werk van Gaspard De Crayer zou kunnen wezen. De St.-Michielskerk bezit buitendien twee schilderijen, welke aan pastoor Breydel herinneren. Op de eene, die aan Philips van Champagne of zijnen neef Jan-Baptist toegeschreven wordt, ziet men den H. Gregorius den Groote die aan koorknapen den naar hem genoemden Gregoriaanschen zang onderwijst. Deze schoone schilderij, door de Franschen in de xviiie eeuw weggevoerd, kwam gelukkig naar Gent terug. Den 30n October 1634 kocht pastoor Breydel eene Hemelvaart van Maria voor de St.-Michielskerk aan. Die schilderij, welke men nog in deze kerk zien kan, is een verdienstelijk werk van Jan Janssens; zij werd door den kunstminnenden pastoor 600 gulden betaald, maar de schilder hield zich het recht voor, gedurende den tijd van één jaar, om den koop te breken, als hij iemand vinden mocht, die voor zijn tafereel meer dan 600 gulden wilde besteden. Deze zonderlinge koopvoorwaarde vindt men aangestipt bij den heer Kervyn. Daar de kerk in bezit van de schilderij gebleven is, laat het zich denken dat er geen hooger bod voor gedaan werd. Met de instelling van de reeds vermelde stichting, die de Gregoriaansche fondatie wordt genoemd, was het inzicht van pastoor Breydel aan de St.-Michielskerk ten eeuwigen dage eenen zangmeester en zes koorknapen te verbinden. De akte van stichting is eigenaardig genoeg, om eene plaats in dit opstel te vinden. Wij schrijven ze hier letterlijk over: ‘Compareerden voor my Anthoine de Clievere, notaris royael, residerende binnen deser stede van Ghendt ende in presentie van de ghetuyghen hiernaer ghenoempt, in persoone heer ende meester Gregorius Breydel, pbre ende pastor van de parochiale kercke van St Michiels der selver stede van Ghendt, my notaris wel bekent, te kennen ghevende dat hy comparant van intentie, wille ende begheerte is te doene eene fondatie van ses corraelen ten dienste van de voorseyde kercke van St Michiel, op de vorme, maniere conditien, ende reglen, by hem daertoe geconcipieert ende int geschrifte ghestelt metten lasten breeder aldaer oock ghedeclareert, ende daertoe hy by ghifte metter waermder handt ende donatie inter vivos, is ghevende alle de goederen, huysen, renten, besedt ende onbesedt, mitsgaders meubelen ende huyscatheylen oock ghespecifieert by de voorseyde fondatie, danof hiernaar d'insertie is volgende, alles int regardt van de voorn. renten ende huysen mette achterstellen van de croisen ende huysheure dieder t' synen overlyden verachtert ende onbetaelt bevonden sullen worden, danof het prohemium luyt fondatie van ses coraelen ten dienste van de parochiale kercke van St. Michiel, binnen Ghendt, ende wordt vervolgt van woorde te woorde aldus. | |
[pagina 56]
| |
ofte syn borghe tot syn afschee sal behoorelycke overleveringhe doen aen de heeren regierders als boven. Reglen die moeten onderhanden worden by den Regent ende choraelen binnen ende buiten den huyse. ‘In den eersten, dat men sal trachten om altyd eerelycke jonghens hiertoe aan te nemen, bequaem tot den sanck ende gheboren van wettelycke ende catholycke ouders, waervan zy attestatie zullen moeten brengen van den kerstenbouck; dese kinders als sy aenveert syn, soo sullen d'ouders hun moeten voorsien van bedde ende.... lynwaed ende ondercleederen, het welcke sy wederom sullen moghen mededraeghen thunnen afscheeden, ende aengaende hunne tabbaerts ende oversloppen, die sal de kercke leveren, in plaatse van dat sy plachte te betaelen aen ideren choraal vier ponden sjaers, ende aan twee die de candelaeren droughen, elck twee pont groote, waervan de kercke nu ontlast is, ten waere dat men de selve cleederen trocken uut de fondatie van d'heere Heyndrick Soete, bedraeghende sestich pont dertich schellingen en vier grooten tsjaers, ende aengaende de causens, schoenen ende hoyen, die sullen ghelevert worden by de desen van onsen aermen, in plaetse dat sy plachten te cotribueren alle de kerels, causens, schoenen, hoyen ende sondaechsche provenven. Voorts soo sullen d'ouders de selve kinderen net onderhouden van hun lynwaed te waeschen, uutghedaen de oversloppen, die met het lynwaed van de kercke sullen gewasschen worden; de selve ouders zullen hun verobligieren hun kinderen te laeten ten dienste van de kercke ten minste tot dat sy sestien jaeren oud syn ofte dat sy ghemuteert syn van stemme. Om de kosten der instelling te bestrijden, vermaakte Breydel haar eenige eigendommen en renten. Een der huizen moest bewoond worden door den regent en dezes coralen, overeenkomstig de volgende bepaling van den stichter: ‘Alvooren een huys staend op de Wyngaertstraete, met het achterhuys buyten commende in de Egelentierstraete, omme den regent met de choralen te woonen.’ Een artikel van dit bescheid, meldt ons eene bijzonderheid, wellicht tot heden onbekend, nopens den beroemden Gentschen rechtsgeleerde, V. De Rooze, namelijk dat hij in 1664 in de Muntstraat woonde; Breydel geeft aan zijne fondatie een huis in de Geldmunte, naast de woning van den voormelden advocaat. Na alle de voordeelen te hebben bepaald in roerende en onroerende goederen die hij aan zijne instelling toelegt, stelt Gregorius Breydel haar de volgende lasten: Lasten die dese fundatie sal moeten dooghen: ‘In den eersten wordt dese fundatie belast met een daghelicxsche misse te celebreren aen mynen autaer op werkdaeghen, ten thien uren, ende sondaechs ende sheylichdaeghen, ten half | |
[pagina 57]
| |
uer elfven, waerdaer den regent sal trecken tien stuyvers voor yder misse, ende als dese misse niet precys en sal ghedaen worden aen den voorn. autaer ofte ghediverteert, soo sullen de thien stuyvers commen ten profyte ende accesseren aen de tafel van de voorn. fundatie, ende tot beter onderhout sal dese misse altydt gheluydt ende ghedient worden door een van de choralen, tot celebreren van de welcke geve ick al myne kerckelycke ornamenten, gheene uuytghesteken, mitsgaders myn groot ebben cruys staende in myn salette. Daarenboven moest jaarlijks aan den regent eene ton besten haring gegeven worden, waarvan 132 stuks uit te deelen aan den arme der parochie, op Aschdag, op het uur van het noenmaal, en de zes zondagen van den Vasten, op hetzelfde uur. Voor het overige kwam de inhoud der ton ten bate van de keuken der stichting. Buitendien moest op Paaschdag, op het uur van het middagmaal, het vleesch van twee vette schapen (weeren)uitgedeeld worden. De kosten van dit een en ander werden goed gemaakt uit de inkomsten der hoef van Vinderhaute. Lasten van denzelfden aard, moesten op andere groote feestdagen van het jaar gekweten worden. Het overschot van de inkomsten der stichting moest gedeeltelijk dienen ter ondersteuning van uitstekende studenten, die te Douai of te Leuven den leergang van Wijsbegeerte volgden, en gedeeltelijk uitgezet worden. De Gregoriaansche stichting bestond niet veel langer dan eene eeuw. In 1793, na den inval der Franschen, werden al hare bezittingen aangeslagen en als zwart goed verkocht. Gent. Emile Varenbergh. |
|