Maatschappij der doofstommen te Antwerpen.
Op Zondag 27 April vierde men de 25ste verjaring van den heer J. De Backer als schatbewaarder der maatschappij.
De groote zaal van het Hofken Meir was prachtig versierd. Vijf en zeventig personen waren aanwezig. Om vier ure werd de jubilaris binnen geleid en verwelkomd door den heer Aug. A.J. Van Dael, voorzitter; in diepgevoelde woorden deed deze uitschijnen hoe gelukkig de maatschappij was, de lange en verkleefde diensten te mogen erkennen, welke de heer J. De Backer, sedert meer dan 37 jaren bewezen had aan het werk dat onder hare bescherming staat.
Bij het nagerecht gaf de voorzitter lezing van een koninklijk besluit, waarbij het kruis van burgerdeugd aan den heer J. De Backer werd toegekend. Hij stelde eenen heildronk in aan den koning en de koninklijke familie, welke per telegraaf werd overgeseind en waarop van wege Hunne Majesteiten een vleiend antwoord werd ontvangen. Daarna stelde de heer J. Van de Clerck, onder-voorzitter, een gullen heildronk in op den jubilaris en overhandigde hem twee prachtige geschenken: een puik geschilderd en sprekend gelijkend portret, uitgevoerd door P. Vander Ouderaa, en eene kostbare snuifdoos in massief goud.
Door den heer L. De Kepper, sekretaris der inrichtingscommissie, werd lezing gegeven van het volgende gelegenheidsgedicht, geschreven door den heer dr. C.J. Hansen:
Wat ooit den mensch in naam en faam verheffe,
Geen rijker kroon dan van menschlievendheid!
Dat vrij een held 's lands vijand dapper treffe,
't Is wel, doch aan zijn zwaard kleeft bloed dat schreit;
De kunstnaar, de geleerde, door zijn blokken,
Verwerft zich eer, de koopman geld daarbij:
Hun werking kan bewondering ontlokken,
Niets wat met deugd te vergelijken zij: -
Die schoone deugd van stille opofferingen,
Waarmede een menschenvriend zijns broeders nood
Met hulp en troost en zorgen komt omringen,
En tweede schepper, hem ontrukt den dood.
't Is niet voor zich, dat hij op 's levens akker
De teêre graanplant redt en haar beschut;
Zij groeit en bloeit, en schenkt der wereld nut. -
Zóó 'n redder is DE BACKER!
En ziet! Wel is de honger wreed en somber;
Onwetendheid is armoê, slavernij;
De kranke hoeft den arts, de wees den momber.
En al wat lijdt zoekt redding in de lij.
Maar brood en onderwijs, verpleging, zorgen,
Haalt straks de Liefde uit haren diepen zak,
En deelt die rond voor heden en voor morgen;
Zij spreekt, en stelt den arme op zijn gemak.
Doch wat gezeid van de arme sluimerdooden
Wier oor en tong 't verstandlijk leven stuit: -
Het leven dat van buiten ons komt nooden
En 't leven dat van binnen in ons luidt?
Wie schudt hun ziel, die arme slaapster, wakker?
Wie wekt haar op tot Godes kunde-licht?
Zoo niet, bij ons, 't Doofstommen-Leergesticht
Door mannen als DE BACKER!
Schier acht-en-dertig volle levensjaren
Draagt hij den edlen naam van stichtend lid;
Sinds vijf-en-twintig jaar mocht hij bewaren,
Vermeerdren ja, den schat in zijn bezit: -
Den schat der dooven, die men hooren leerde
Met oogen des verstands op schrift en mond;
Den schat der stommen, welker kwaal men keerde,
Dat zij ook spreken en verstaan terstond!
Heil onzen vriend, vergrijsd in 't geldinzamelen
Voor zulk een grootsch menschlievend doel!
Doofstomheid zelf komt blijde bede stamelen,
En Dankbaarheid weent tranen van gevoel.
't Geschenk, die gouden snuifdoos, waarde makker
Verslijte traag in uw weldoende hand;
Dan juicht nog lang het Antwerpsch vaderland
Er werden nog verschillende heildronken ingesteld aan de heeren Van der Ouderaa, Hansen, Janssens enz. De weledele heer Alph. Della Faille van Leverghem hield eene prachtige redevoering over het schoon en echt liefdadig streven der maatschappij voor doofstommen. De heer Alph. Janssens vervroolijkte het feest met de voordracht van eenige zijner beste liederen.