Loting bij de Ouden.
De gewoonte om bij middel van loting iets te verdeelen of toe te wijzen, is zeer oud. Zij bestaat reeds sedert onheugelijke tijden, evenals het gebruik, ook bij de eerste volkeren in zwang, om zich in volle vertrouwen aan het louter lot of toeval over te laten, telkens als het er op aankwam een belangrijk besluit te nemen. Daarvan treft men ettelijke voorbeelden aan in de schriftuur, alwaar men ook vindt dat zij die plechtig zouden geslachtofferd worden, door 't lot moesten aangewezen worden. De verdeeling van den grond, en van alle andere goederen, gebeurde er op gelijker wijze.
De oude Germanen lieten doorgaans aan het lot de zorg over onder hunne medeburgers diegenen aan te duiden, welke bestemd waren om wreedelijk aan hunne afgoden ten offer gebracht te worden. Men verkoos echter daartoe veelal ongelukkige krijgsgevangenen, slaven of misdadigers en in dit laatste geval viel de keuze, - alhoewel zelden, - wel eens op een man van adellijken bloede.
De Germanen die aan het uitoefenen van den landbouw hunne voornaamste bestandmiddelen te danken hadden, lieten geenszins toe dat hij, die sinds eenigen tijd reeds een stuk lands als eigenaar had beploegd, daarvan uitsluitelijk en voortdurend den eigendom zou behouden. Op eenen gansch gemeenschappelijken voet ingericht, leefden zij in benden door bloedverwantschap of wellicht slechts door het enkele toeval samengesteld. Zij maakten dus, als het ware, een groot huisgezin uit, waarvan al de leden gelijk waren en zonder eenig onderscheid dezelfde rechten en plichten, dezelfde voordeelen en ook hetzelfde aandeel in het bezit van den grond hadden. Immers de gewesten door het toedoen van het gezamenlijke volk en ten prijze van zijn bloed veroverd, werden natuurlijk beschouwd als algemeen eigendom. Het opperhoofd of de hoofdman van elken volkszwerm splitste derhalve het algemeene grondgebied in gelijke deelen of loten, welke jaarlijks bij middel van loting aan hunne nieuwe bezitters werden toegewezen om onmiddellijk ontgonnen, beploegd en beplant te worden, en waarop de verkrijgers zich tevens met hunne hutten of tenten kwamen nederzetten.
Ten tijde der Romeinen was nog immer in vele streken van Germanië een dergelijk gebruik in zwang, doch, naar het schijnt, had het daar nog slechts ten doel, eene volkomene gelijkheid te handhaven tusschen al de leden van elken volksstam.
De Frankische volkeren verdeelden onder elkander doorgaans hunnen buit, bij middel van loting, en gedurende eenen langen tijd verkeerden onwetende rechters in de gedachte, geene betere of billijkere handelwijze te kunnen aanwenden om de geschillen te vereffenen. Zij raadpleegden eenvoudig 't lot en de partijen waren genoodzaakt met soortgelijke uitspraak vrede te hebben.
Zulks herinnert ons dien Indischen volksstam, alwaar men, zoo men zegt, het gerecht op eene nog meer zonderlinge wijze uitoefent. In geval van geschil, verschijnen de twee pleiters of partijen daar gezamenlijk voor den rechter, die aanstonds twee kaarsen laat aansteken, wel te verstaan van gelijke dikte en lengte, en de eene aan den aanklager, de andere aan den gedaagde overhandigt. Degene wiens kaars het eerst is opgebrand, heeft ongelijk, verliest zijn geding en is van rechtswege veroordeeld.
De oude Grieken hadden ook, in vele omstandigheden, de gewoonte hunne belangrijkste beslissingen aan het lot over te laten. Te Athene werden de hooge ambtenaren bij middel van boonloting gekozen; met eene witte boon stemde men altoos voor, met eene zwarte doorgaans tegen. In andere gevallen beteekende de witte boon vrijspreking, wijl de zwarte veroordeeling beduidde. Soortgelijk gebruik bestaat nog heden te Brussel en in andere steden bij sommige werkmansgenootschappen en maatschappijen van onderlingen bijstand, die op deze wijze leden aanvaarden of verwerpen. De personen die zich als leden voorstellen, worden, - gelijk men het noemt, - geboond. Op de bepaalde vergadering krijgt elk stemhebbend lid twee boonen, eene witte en eene zwarte, waarvan hij er slechts eene in de stembus mag leggen. Het spreekt van zelve dat, als de uitslag dier geheime stemming, meer zwarte dan witte boonen oplevert, het voorgestelde lid is afgewezen.
In sommige gewesten bestaat ook nog het gebruik in den huiselijken kring het Drie-Koningenfeest te vieren. Wij denken geenszins dat, zooals men het al eens beweerd heeft, dit gebruik een overblijfsel is van de boonloting der oude Grieken. Op Drie-Koningenavond laat men slechts eene enkele boon in eene taart of in eenen suikerkoek bakken; die taart of koek wordt vervolgens in zooveel stukken verdeeld als er dischgenooten aanwezig zijn en, - zooals men weet, - hij wien aldus de verborgene boon is toegediend geworden, wordt ook door het gezelschap tot feestkoning uitgeroepen.
S. Willems.
Brussel.