Groeikracht.
Ettelijke jaren geleden, werd de volgende merkwaardige proef genomen.
Twee honderd ponden aarde werden in eenen oven gedroogd en daarna in een grooten aarden bak geworpen: deze aarde werd met regenwater bevochtigd, en men plaatste er een wilgenboom in van 51 ponden. Gedurende een tijdvak van vijf jaren werd deze aarde met regenwater of ander zuiver water begoten, en de boom groeide en bloeide; om te voorkomen dat die aarde door andere vermeerderd werd of dat er stof bijkwam, bedekte men den bak met eene metalen plaat, waarin een groot aantal kleine gaten geboord waren, zoodat de lucht vrijen toegang had. Nadat de boom vijf jaren in die aarde had gegroeid, nam men hem er uit, en bevond dat zijn gewicht was 106 ponden en 3 oncen, de bladeren die elken herfst afvallen niet bij het gewicht gerekend. Er waren dus ruim 55 ponden hout voortgekomen. Daarop werd de aarde weder uit den bak genomen, gedroogd en gewogen en men bevond dat zij maar twee oncen van haar gewicht had verloren.