zag hij dikwijls onze Maria aan het hof: het is dus niet te verwonderen, dat hij hare schoonheid bewonderde en haar leerde aanbidden, zooals zij zegt dat hij doet. Ik zou willen weten of zij hem bemint!
- Bekommer u daar niet over, goede vrouw; bind liever dit pak kruiden eens te zamen voor mij. Goed zoo, hang ze nu op aan den wand en zet u nevens mij met uw breiwerk; ik hou er van, u daar te zien zitten, als ik in slaap val. Ik ben vermoeid, Letticia.
Zij schikte het kussen onder zijn hoofd: hij zag er zeer oud uit, veel ouder dan zij, ofschoon zij omtrent evenveel jaren telden. Maar nooit was hij van zijne lange gevangenschap, die al zijne levenssappen scheen opgedroogd te hebben, geheel hersteld. Letticia bewaakte hem gedurende zijnen slaap, en staarde treurig op zijn bleek, afgesloofd gelaat en zijne magere handen.
***
Aan het hof werd over niets anders gesproken dan over het aanstaande huwelijk van sir Antoon Van Dyck met freule Maria Ruthven. De koning vereerde den verloofde, de koningin beminde de bruid. Groote toebereidsels werden gemaakt, zoo voor gastmalen als voor danspartijen, maar niemand dacht aan den ouden vader en de oude moeder, die vergeten in het klein huis te Chelsea woonden.
Één hart echter, alhoewel droevig aangedaan, herinnerde zich der ondankbare dochter. Toen de schoone Maria aangekleed werd voor de huwelijksplechtigheid, kwam men haar melden, dat iemand verlangde om de bruid te zien. ‘'t Is een klein oud vrouwke, als eene kwezel gekleed,’ zeide de vroolijke kamenier.
De oude vrouw drong binnen, onthutst door de pracht der hofdames, die rond de opschiktafel der bruid geschaard stonden. De dochter erkende hare moeder.
De hoogmoedige bruid uitte geen enkel oneerbiedig woord, want zij was eene Ruthven, en met hare ouders niet meer te eeren, hadde zij haar oud geslacht tot schande gestrekt. Maar een vinnig rood kleurde haar voorhoofd, en de kus, die zij hare moeder gaf, was gedwongen en koud.
- Maria, mijn kind, murmelde Letticia, waarom meldet ge mij niet dat uw huwelijk heden plaats greep? Ik zou dan hier niet gekomen zijn, maar u eenige dagen vroeger bezocht hebben, om met u te spreken en u te zegenen, mijn kind, mijn eenig kind.
Maria zag rond - de kamer was verlaten; zij meende het gelach te hooren van hare heengaande gezellinnen en dienstmeiden. Zij antwoordde op scherpen toon:
- Moeder, ik meende niet slecht te handelen; maar het leven dat ik leid is zoo verschillend van het uwe en dat mijns vaders; sedert ge mij, op het verzoek der koningin, naar hier bracht, is alles veranderd en ik heb gedacht dat het voor ons allen beter zou geweest zijn, mijne ouders niet op mijn trouwfeest te vragen.
- Zeker, zeker, zei de moeder ootmoodig. Langen tijd had zij hare dochter aanzien als geheel iets anders dan zij zelf was, als een wezen waarin het edel bloed der Ruthvens in geheel zijn vorigen luister herleven moest. Nauwelijks kon zij gelooven, dat de schoone trotsche vrouw, die zij thans aanschouwde, dezelfde was, die zij, als een teeder wicht, weleer aan hare borst gelaafd had in het huisje op den heuvel, waar Patrick, na zijne lange gevangenschap, weer tot het bewustzijn zijner eigene waardigheid gekomen en bekwaam geworden was om met de wereld in aanraking te komen. Ja, zelfs iets als een gevoel van hoogmoed drong in haar hart, toen zij dacht, dat, ware het niet geweest door de uitgestrekte liefde der arme Letticia Calderwood, de laatste Ruthven wellicht in zijn gevang zou omgekomen zijn. Het scheen haar roemrijk genoeg, Patricks bevrijdster te zijn geweest en de moeder van zijne schoone dochter te wezen.
- En is uw bruidegom uwer waardig, lieve Maria? vroeg Letticia. En vooral bemint gij hem?
- Hij is een vroolijk en knap gentleman, antwoordde de bruid, het antwoord op de vraag ontwijkende. Men zegt, dat hij de meest befaamde kunstenaar van geheel Europa is. Ik aanzie hem als de bevalligste hoveling, ofschoon hij niet zeer jong meer is. Hij woont in Blackfriars en heeft een buitengoed te Eltham. Als echtgenoote van sir Antoon Van Dyck zal ik den rang van eene groote edelvrouw bekleeden.
Maar de vraag, die steeds uit moeders hart opwelde: ‘bemint gij uwen echtgenoot?’ werd niet beantwoord. Het scheen Letticia, als werd het naamlooze verschil tusschen moeder en dochter hoe langer hoe grooter. Wat verschil tusschen dit huwelijk aan het hof en dat in het geheim in den Toren voltrokken! En toch, hadde zij slechts eenige van de aandoeningen in haar dochters hart kunnen waarnemen, die in dergelijke omstandigheid het hare bestormd hadden, zij zou meer zoete aandoening gesmaakt hebben.
- Maar, zoo murmelde zij, ik was altijd een arm eenvoudig meisje. Van mijne vroegste jeugd dacht ik op anders niets dan op liefde. Mogelijk is dit geheel iets anders met de meisjes die aan het hof groot gebracht zijn. Zij vertoefde nog eene wijl, en omhelsde dan, onder het storten van heete tranen, de schoone bruid, terwijl zij haar tevens haren moederlijken zegen gaf.
- Uw vader ook zendt u zijnen zegen, mijn kind, vervolgde zij. Wij zouden zoo verheugd geweest zijn, indien wij, gelijk andere ouders, het huwelijk onzer dochter hadden kunnen bijwonen. Maar laat de begeerte harer majesteit immer de uwe tot leiddraad verstrekken, en aangezien de koningin het niet wil...
- De koningin wil dit zeker, zei eene stem achter haar.
Onopgemerkt was eene lady van eerbiedwaardig voorkomen binnengetreden; uit elken trek van haar gelaat, sprak het hart eener vrouw. 't Was koningin Henrietta-Maria.
- Maria Ruthven, zeide zij op zacht verwijtenden toon, ik kwam niet om uw gesprek af te luisteren, doch ik acht mij gelukkig het gehoord te hebben. Gij haddet mij dit moeten zeggen. Mevrouw, zoo wendde zij zich tot Letticia, ik dacht dat het uit eigen wil was, dat gij en uw echtgenoot niet aan