De Vlaamsche School. Jaargang 18
(1872)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijKronijk.Antwerpen. - Koninklijke academie van schoone kunsten. Door den gouverneur, voorzitter van den bestuurraad, was, ten gevolge van het overlijden des heeren Bernard Weiser, bekend gemaakt, dat de plaats van leeraar der doorzichtkunde bij de academie open was en de gadinghebbenden hunne vragen aan de academie moesten zenden vóór 11 Juli. Er meldden zich vier kunstbeoefenaars aan; op 2 Augustus moesten zij zich bij den bestuurraad aanbieden, om bewijzen van hunne bekwaamheid te leveren. Als candidaten werden benoemd de heeren Em. Van den Bussche en Ed. Rumfels. Eerstgenoemde werd bij koninklijk besluit van 26 Augustus benoemd. Bij koninklijk besluit van 8 Augustus, is de heer Ed. Vermorcken benoemd als professor van houtgravuur (zie bladz. 30 en 111 van 1872). Er waren drie candidaten ingeschreven die proeven hunner werken moesten inzenden. Bij koninklijk besluit van 4 October is de heer A. Schoy benoemd als leeraar der klassen van (a) Vergelijkende bouwkunde en van (b) Teekenkunde toegepast op kunsten en stielen, in vervanging van wijlen L. Baeckelmans. Deze benoeming heeft een slechten indruk gemaakt op velen die belang stellen in de Antwerpsche academie, 1o omdat, bij stellige beslissing, het | |
[pagina 178]
| |
gemeentebestuur zich had verklaard tegen het stelsel van cumulatie der jaarwedden,Ga naar voetnoot(1) 2o omdat de bestuurraad, met ondersteuning van den gemeenteraad, twee hoogst verdienstelijke candidaten had voorgesteld: Luc Schaefels, voor de klasse van teekenkunde toegepast op de kunsten en stielen (zitting van 29 Maart) en F. Baeckelmans, voor de klasse van vergelijkende bouwkunde (zitting van 10 Juli). In 1871, bladz. 181, veroorloofden wij ons, den heer Luc. Schaefels aan te bevelen en in 1872 (zie bladz. 23) verzochten de leerlingen aan 't gemeentebestuur, dat het zijne keuze op den heer Schaefels zou gelieven te vestigen, voor de bediening, die hij, sedert het afsterven van den heer L. Baeckelmans, tijdelijk waarnam, met den besten uitslag. De klasse waarvan wij hier spreken, werd gesticht, zooals men weet, door den betreurden Frans Durlet; toen deze niet te vervangen meester het tijdelijke met het eeuwige verwisselde, ging het grootste en moeielijkste gedeelte van zijn onderwijs, op den heer L. Schaefels over. De keuze van den candidaat voor de klasse van vergelijkende bouwkunde, nam verscheidene zittingen van den bestuurraad in, en eerst nadat de candidaten een examen te hadden onderstaan, werd de voorkeur aan den heer Frans Baeckelmans gegeven. Het hooger bestuur heeft vermeend geene rekening te moeten houden van de keuzen van den bestuurraad der academie en van 't gemeentebestuur van Antwerpen. Tegen alle gebruiken in, heeft het die geheel voorbijgezien. In deze omstandigheid, mag deze handeling genoemd worden eene miskenning, want de verordeningen der academie, vastgesteld bij koninklijke besluiten van 15 October 1841 en 27 Maart 1855Ga naar voetnoot(2) zeggen duidelijk, dat al de leeraren genoemd worden door den koning op het advies van den academieraad en het college van burgemeester en schepenen. Hoe verdienstelijk de heer A. Schoy ook moge wezen, zijne geschiktheid voor het geven van den leergang van teekenkunde toegepast op de kunsten en stielen, gaat zeker die van den heer L. Schaefels niet te boven en waarom, als van andere verdienstelijke candidaten voer den leergang van vergelijkende bouwkunde een examen gevergd werd, moest de heer Schoy zich hieraan ook niet onderwerpen. Hierover wachten wij de noodige uitleggingen. - Verbond voor kunsten, letteren en wetenschappen. - Op 6, 7 en 8 October waren van den heer E. Van den Bussche niet minder dan drie veelbelovende en van groote vorderingen getuigende schilderijen tentoongesteld, te weten: De vreugde des levens en de angst voor den dood, Bekoring en Het huis van hierover (Rome). Nog waren tentoongesteld: De terugkeer van de markt en een gezicht op Eijckevliet, twee goed bewerkte tafereelen van L. Pulinckx, getuigende van veel vooruitgang, en De geheimzinnige reis, van A. Stein, bevattende goede hoedanigheden. Op 27 en 28 October waren tentoongesteld: Het werkhuis (een aap die een borstbeeld teekent) en De quatuor (vier muziekmakende apen), van C. Verlat, in allen deele des meesters roem waardig. Vooral het laatste stuk is meesterlijk bewerkt. - Geheiligde liefde Aardsche liefde en Overwinning, van F. Vinck; de twee eerste stukken beantwoorden aan hunne titels niet en de drie tafereelen laten als opvatting en uitvoering te wenschen. - Herinnering van St. Malo, een bevallig stuk van M. Artan. - Een zeer verdienstelijk kinderportret van P. Van Havermaet. - Achterdenken, eene schilderij met goede hoedanigheden, van L. Dansaert. - Kinderstreken, van P. Heyermans (terwijl grootmoeder ingeslapen is op haren stoel, passen een knaap en een meisje haren bril op hunne schalksche neusjes). Een levendig en natuurlijk bewerkt geestig schilderijtje. - De onbescheidene, van C. Cap (eene jeugdige schoone die in de afwezigheid van den schilder zijn tafereel bekijkt). Een puik gewrocht en de keurigst bewerkte schilderij die Cap ons nog te zien gaf. Burcht, van denzelfden schilder, getuigt van zijne vaardigheid in het vak der landschapschildering. - De Maasoevers en Weidende schapen, twee verdienstelijke stukken van den goed vooruitgaanden J. Janssens. - Het Boschgezicht en het Noorweegsch landschap, van A. Wust, versterken al meer en meer onze overtuiging dat deze schilder een meester wordt. - Een goed Gezicht op Cruybeke, van L. Derickx. - De dokter, Het ware voor het valsche en Op den loer, drie tafereelen van J. Stobbaerts; zij toonen ons eenmaal te meer des schilders groot talent als kolorist en zijne zwakheid in het teekenen. Met wat inspanning nogtans zou hij zich eene goede en zelfs uitstekende plaats bij onze verdienstelijke meesters verwerven. - De Watergeuzen van F. Musin laten veel te wenschen. - Weelde en armoede, van P. Van der Ouderaa, ofschoon aangekondigd om van de tentoonstelling deel uit te maken, was niet aanwezig; de schilder had zich verplicht gezien het stuk af te leveren aan den kooper, den heer Hollender, van Brussel. Wij waren in de gelegenheid het te zien en kunnen verklaren, dat het een hoogst verdienstelijk gewrocht is, zoowel wat opvatting als wat teekening en kleur aangaan. Er is op afgebeeld eene rijk getooide vrouw, die voorbij eene oude bedelares gaat. Ten besluite vermelden wij met hooge ingenomenheid de vier borstbeelden, tentoongesteld door J. Pecher. Vooral dat zijns vaders is uitstekend. Wij hopen dat deze kunstenaar zich blijvend op de beeldhouwkunde zal toeleggen. Hij heeft talent. Ter gelegenheid der voltooiing der schilderingen in de trapzaal van het museum (zie bladz. 124), heeft het Verbond eene openbare inschrijving geopend, om den heer N. De Keyser eene gouden gedenkpenning, voerende 's meesters beeltenis, aan te bieden, zooals er destijds een geslagen werd ter eere van Hendrik Leijs (zie 1869 bladz. 137). Weer is L. Wiener met de uitvoering gelast. Op 10 November is van de genomene beslissing aan den heer De Keyser kennis gegeven. Op 13 November hield de heer E. Deschanel, van Parijs, eene voordracht over Benjamin Franklin, zijn leven en zijne briefwisseling. | |
[pagina 179]
| |
Den 20n derzelfde maand hield de heer P. Wijnen eene verhandeling in het Fransch over het onderwijs en de opvoeding. - Nederduitsche Bond. - Op 24 October werden aan twee jonge Vlamingen, Wijnants en Campers, prijswinnaren in den Vlaamschen wedstrijd tusschen de leerlingen der atheneums, van wege den bond de prachtig ingebonden dichtwerken van Vondel en Bilderdijk geschonken. De heeren Schoiers en De Roy wenschten de twee jongelingen geluk. In dezelfde zitting hield de heer L. Mathot eene verhandeling over Marnix van Sint-Aldegonde, welke hij in zitting van Donderdag 7 November voortzette; en den 21n derzelfde maand gaf de heer L. De Coninck lezing van stukken uit een heldendicht: Het menschdom verlost.
- Door heeren burgemeester en schepenen is bekend gemaakt dat, tot 12 Januari 1873, er gelegenheid bestaat voor alle Belgische kunstbeoefenaren, alsmede voor de vreemde kunstenaren, in het land woonachtig, om aan het gemeentebestuur in te zenden, schetsteekeningen van een ontwerp van monument, in Antwerpen op te richten, ter herinnering van de vrijmaking der Schelde. Elk stuk moet vergezeld zijn van eene opgaaf van den prijs, waartegen de maker zich verbinden wil, het werk uit te voeren op eene door hem aan te wijzen schaal en in bouwstof zijner keuze. De aard van het monument wordt overgelaten aan de vinding der kunstenaars, die ook hun verlangen nopens de plaats van oprichting zullen kunnen doen kennen. Buiten de voormelde opgaaf zullen bij de teekeningen moeten gevoegd wezen verzegelde briefjes, bevattende den naam en het adres van de kunstenaars. Het gemeentebestuur houdt zich voor, van eene of meer daartoe waardig gekeurde teekeningen, geboetseerde modellen te doen maken, mits toekenning van eene later vast te stellen vergoeding. Eene som van 65,000 fr. is door den gemeenteraad beschikbaar gesteld, voor het bestrijden van al de kosten, waartoe het uitschrijven van den oproep en het maken en oprichten van 't gedenkteeken aanleiding zullen geven. Van dit bedrag worden 3000 fr. afgenomen, om, in het voorkomend geval, te dienen tot het toekennen der hooger gemelde vergoedingen, die echter minder dan 3,000 fr. zullen kunnen beloopen. Twee en zestig duizend frank is de hoogste som, welke voor het maken en oprichten van het gedenkteeken zal worden toegekend. De kunstenaar, wiens werk zou aangenomen zijn om uitgevoerd te worden, zal voor het maken van geboetseerde modellen geene extra belooning ontvangen. Als de aangebodene ontwerpen, of er geboetseerde modellen van gemaakt zijn of niet, aan de opvatting van den gemeenteraad niet beantwoordden, en deze oproep dus zonder gevolg bleef, zal geen van de inzenders uit dezen hoofde eenig verhaal hebben op de stad. In dit geval, zal het gemeentebestuur slechts verbonden zijn tot het uitbetalen van de vergoedingen, waartegen kunstenaars zouden aangenomen hebben geboetseerde modellen te maken. De inhuldiging van het gedenkteeken is vastgesteld op 1 Augustus 1874, in het vooruitzicht dat de tegenwoordige oproep een voldoende uitslag opleveren zal. Voor de beschrijving van de feesten, in 1863 te Antwerpen gegeven ter gelegenheid van den afkoop van den Scheldetol, verwijzen wij naar de Vlaamsche School van dit jaar, bladz. 112; zie voor de platen, 1864, bladz. 9 en 225. Zie ook nog 1865, bladz. 105, voor inlichtingen betreffende ontwerpen van gedenkteekens, door de heeren J. De Braekeleer, Ch. Servais en wijlen L. De Cuyper ingediend aan de kamer van koophandel en de sedert dien ontbondene maatschappij, geheeten Zeemanscollege. - Van het door ons op bladz. 63, van P. Van der Ouderaa vermelde tafereel, thans in bezit van een Amerikaanschen liefhebber, is eene keurige houtsneeplaat in de Illustrated London news van 21 September verschenen. - De afdeeling van het Willems-Fonds heeft op 17 November hare winterwerkzaamheden ingehuldigd met eene zitting in de schouwburgzaal van den heer F. Joostens. De heer A. Michiels hield de openingsredevoering en de heer F. Joostens gaf eene voorstelling van vermakelijke natuurkunde. Verschillende Vlaamsche liederen werden gezongen door jufvrouw V. Le Delier en de heeren De Keghel en A. Janssens. Er werden tevens prachtwerken uitgedeeld aan de leerlingen die zich onderscheiden hadden in den algemeenen prijskamp voor de Nederlandsche taal tusschen de middelbare onderwijsgestichten des lands. - In eene liefdadige tentoonstelling, geopend door de maatschappij Victoria, in het Café des Arcades, Hoogstraat, bevinden zich tusschen de te verlotene stukken eene schildering van C. Verlat, door hem geschonken, voorstellende een Nieuw-Foundlandsche hond, in de Schelde zwemmende, en schilderingen van J. Linnig, Verhoeven-Bal, Buisson, Van Regemortel enz. - Op 25 November had in 't lokaal De Konijnenpijp het eerste feest plaats, gegeven door eene nieuw gestichte maatschappij, geheeten het Vlaamsche volk, door wier zorgen des winters volksvoordrachten zullen worden gehouden. Het publiek was talrijk opgekomen om het eerste feest bij te wonen; de heer Schoiers hield er met veel bijval eene verhandeling over Benjamin Franklin. Mechelen. - Instituut van schoone kunsten. - In de door ons op bladz. 46 medegedeelde prijskampen zijn de volgende onderscheidingen toegekend: 1e vak. Hout- en marmerschildering. 1e prijs verdeeld tusschen: A. Dierckx, van Antwerpen, met onderscheiding voor hout- en A. Volckaerts, van Mechelen, voor marmerschildering; 2e prijs: A. Cluytens, van Mechelen; 1e bijprijs, M. Skornpowski, 2e J. Van Roy, beide van de teekenschool van Vilvoorde. Hadden tentoongesteld: C. Van Hoorde, van Antwerpen en M. Longerstaey, van Temsche. 2e vak. Zilversmeden. Eervolle melding, Festraets, van Mechelen. 3e vak. Koperdrijven. 1e prijs met onderscheiding: M. Van den Broeck, van Mechelen; 2e A. Van Dijck. Voor de kanten zijn 550 fr. premiën verleend. Brussel. - Koninklijke academie van België. Programma der prijskampen voor 1873 en 1874, uitgeschreven door de klasse der letteren. Programma voor 1873. - 1e vraag: Het talent schatten van Chastelain, zijnen invloed, zijne staatkundige denkbeelden en zijne letterkundige strekkingen. 2e Verhandeling over de staat- | |
[pagina 180]
| |
kundige geschiedenis van Vlaanderen sedert 1305 tot de opkomst van het huis van Burgondië (1382), vooral de wijziging aantoonende, welke ten dien tijde de algemeene instellingen van het graafschap en de bijzondere instellingen van zijne groote gemeenten ondergingen. 3e Eene beoordeeling der regeering van Karel den Stoute en van de ontwerpen, door dien vorst opgevat in het belang van het huis van Burgondië. 4e Welke zouden in België de voordeelen en de nadeelen zijn van de vrije uitoefening der vrije beroepen? 5e Het geschiedkundig wonder uitleggen van het behoud van ons nationaal karakter, niettegenstaande al de vreemde overheerschingen. De prijs voor iedere vraag bestaat in een gouden eerepenning, ter waarde van 600 fr. De memoriën moeten in het Nederlandsch, Fransch of Latijn uiterlijk op 1 Febrari 1873 ingezonden worden aan den heer Ad. Quetelet, bestendigen secretaris. Voor 1874. - 1o Schets van het leven en de regeering van Septimus Severus. 2o Breedvoerig de wijsbegeerte van St. Anselmus van Cantelberg uitleggen; er de bronnen van doen kennen; er de waarde van schatten en er den invloed in de geschiedenis der denkbeelden van aanwijzen. 3o De economische theorie aangeven over de betrekkingen van 't kapitaal en 't werk. De academie verlangt dat het werk opgesteld zij in een eenvoudigen stijl, bevattelijk voor al de klassen der samenleving. 4o De geschiedenis der Dietsche taalkunde te schrijven tot het einde der xvie eeuw. 5o Een vertoog te maken van de onderhandelingen die het verdrag van Westfalen (1648) teweegbrachten. Het karakter en de uitslagen van deze beroemde akte, met betrekking tot de Nederlanden, aan te duiden. De academie verlangt dat de mededingers de onuitgegevene handschriften raadplegen. De prijs voor de 1e en 2e vraag zal een gouden eerepenning zijn van 600 fr; hij werd op 1000 fr. gebracht voor de 3e, 4e en 5e vragen. De antwoorden, moeten voor 1 Februari 1874, aan den heer Ad. Quetelet toegezonden worden. De schrijvers der verhandelingen, in de verzamelingen der academie opgenomen, hebben recht tot het ontvangen van honderd exemplaren van hun werk. - Eeuwigdurende prijs, ingesteld door baron de Stassart. (Zie daarover de Vlaamsche School, 1871, bladz. 127.) In de door ons, in 1871, op bladz. 182 vermelde wedstrijden der klasse van schoone kunsten, zijn met eenparige stemmen bekroond: (a) schilderkunst, Xaveer Mellery, van Laeken, thans in Venetië; (b) beeldhouwkunde, Jan Cuypers, van Leuven. - De beroemde P.A. Gevaert heeft te Parijs in October met den heer Amb. Thomas het programma opgesteld van handboeken en klassieke uitgaven, bestemd om aan de leerlingen der conservatoriums de groote meesters en hunne werken onder practisch, theorisch en geschiedkundig oogpunt, te doen kennen. - Men verzekert dat Gevaerts groot zangspel Roger de Flor, in Februari of Maart in de groote Opera te Parijs zal opgevoerd worden. - Op 19 November en volgende dagen, werden bij Fr. J. Olivier, Parochiaanstraat, verkoopingen gehouden van boeken, uitmakende een gedeelte der rijke bibliotheek van wijlen C.P. Serrure, wiens levensschets en afbeeldsel wij, op bladz. 72, hebben medegedeeld. De catalogus bevatte 247 bladzijden en 287 nummers polemische, mijstieke, dogmatische en theologische werken en een aantal zeldzame boeken over de rechtsgeleerdheid, kunst en letterkunde. Een exemplaar der Referijnen, van Anna Moens, werd tegen 2,900 fr. toegewezen. Alles te zamen werd ruim 50.000 fr. besteed. - Volgens het schijnt zou in de hoofdstad eene schilderij van Ribero ontdekt zijn, den H. Franciscus voorstellende. - De heer E. Le Roy zal kortelings de verzameling van wijlen den baron Frederik Van Brienen van Grootlindt verkoopen; in deze verzameling bevinden zich tafereelen van Arij Scheffer, Rosa Bonheur, Achelbach, Koekoek, Willems, Chavet, Van Schendel, Jacques, Schelfhout, Fauvelet, Luckx. - De heer Leo Van Gheluwe heeft een keuze verzameld van een zestigtal der schoonste volksmelodiën, welke hij zal bewerken als leerboek voor kinderen van 7 tot 12 jaren. De gedichten worden in het Nederlandsch geschreven door Em. Hiel, en in het Fransch door Ad. Van Soust-de Borckenfelt. Zoo zal dit werk, dat eene groote leemte aan vult, in de beide deelen des lands als zangboek kunnen gebruikt worden en in de scholen nut stichten. Wij zullen de gelegenheid hebben, eenige dezer kinderliederen over te nemen om daardoor den dichter van Lucifer en de Schelde en andere grootsche zangen, langs eene nieuwe zijde te doen kennen. Gent. - Willems-Fonds. Op zondag 17 November, werd de reeks der voordrachten geopend door den heer Minnaert, met eene verhandeling Over den vooruitgang door de wetenschap. In eene even klare als wel doordachte rede, behandelde spreker zijn belangrijk onderwerp en boeide zijne talrijke hoorders. Op 24 November sprak de heer De Smet Over de spijzen die wij eten. Het Willemsfonds heeft besloten aan den hoogleeraar Stecher, te Luik, eenen dankbrief te schrijven voor de voortreffelijke redevoering door hem, te Brussel, op 25 September ll. uitgesproken over de beoefening der Nederlandsche taal. |
|