De Vlaamsche School. Jaargang 18
(1872)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij
[pagina 172]
| |
BURCHT BIJ ANTWERPEN. - Sterkwaterplaat van den kunstschilder HENDRIK SCHAEFELS.
| |
[pagina 173]
| |
Burcht bij Antwerpen.In den loop dezes jaars, blz. 107, werd in de Vlaamsche School eene sterkwaterplaat van den heer Hendrik Schaefels opgenomen: een gezicht op de Schelde, bij het waaien van eene frissche bries. De nevenstaande schoone plaat is nogmaals een werk van dezen befaamden schilder. Al onze lezers zullen het reeds opgemerkt hebben van bij den eersten oogopslag en voor dat zij nog den naam van den gevierden kunstenaar onder den afdruk hadden gelezen. Hendrik Schaefels bezit eene eigenaardigheid, die al zijne werken kenschetst en dadelijk erkennen doet, door allen, die er maar eens eenige van te zien kregen. Des meesters hier medegedeelde sterkwaterplaat mag in den vollen zin des woords, eene schoone etsing, eene voortreffelijk aangelegde en allerbest gelukte samenstelling worden genoemd. Zij strekt het hoofd dat ze ontwierp, de hand die ze wrocht inderdaad tot eer. De voormelde plaat, van den heer Hendrik Schaefels, gedrukt op blz. 107, vertoonde de Schelde, ter hoogte van Burcht, welk dorp op den achtergrond verrees. Hier, in des schilders grootere plaat, krijgen wij Burcht met zijne timmerwerf van meer nabij te zien, en wij gelooven deze gelegenheid te mogen waarnemen, om nopens die gemeente eenige bijzonderheden aan te halen, overgenomen uit: Het Land van Waas, door den heer Adolf SiretGa naar voetnoot(*). ‘De ligging van Burcht, op den uitersten oever der Schelde, is zeer schilderachtig. Langs zijnen linken kant en op den rechten oever des strooms strekt zich de stad Antwerpen uit, beheerscht door de torens harer kerken en de koepels harer monumenten. Dit doorzicht, nog verhoogd door den heerlijken waterspiegel die zich in de lengte van de kleine gemeente tot de groote stad uitstrekt, vormt een der fraaiste gezichtspunten van het land. Daar tegenover, op den anderen kant der Schelde, liggen de velden van Hoboken, en rechts verlengt zich de krook van dit water, welks zoomen beplant zijn met boombossen die men zou zeggen door de hand van een ervaren kunstenaar geregeld te zijn. Hooge schoorsteenen, waar lange rookwolken als zegevierende banieren van den menschelijken arbeid uit opstijgen, prijken hier en daar in dit lachend oord, en verkondigen dat de mensch daar leeft en zich zijnen kleinen weg baant in den schoot der groote maatschappelijke beweging. Het grondgebied van Burcht heeft eene uitgestrektheid van 444 hectaren en telt omtrent 300 huizen. Burcht moest, volgens een ouden kronijkschrijver, eene abdij bezitten, afhangende van St. Fredegondus-abdij, te Deurne, bij Antwerpen, gevestigd. Die van Burcht moest door de Noormannen verwoest geworden zijn omtrent het einde der ixe eeuw. Zij was op de Schelde gelegen, tusschen Antwerpen en Rupelmonde. Deze schrijver voegt er bij, dat men, op de vesten te Burcht den grond opdelvende, menschelijke overblijfselen, vermengeld met steenbrokken, gevonden heeft. Wat er van deze soort van overlevering zij, het is zeker dat Burcht een zeer ouden oorsprong heeft, en het is maar zeer redelijk te denken, dat daar ten tijde der Romeinen een sterk kasteel (burgslot) of een bewakingspost voor Antwerpen zal bestaan hebben. Dit slot moet eenigszins de Schelde beheerscht hebben. De heerlijkheid van Burcht behoorde in de xve eeuw aan de familie Vilain, van welke zij door huwelijk overging aan Jan de Montmorency. Kornelis van den Leerghe, heer van Zevenbergen, kocht ze met die van Zwijndrecht, in 1553, voor de som van van 32,473 ponden tournois. In 1724 behoorde deze heerlijkheid aan Lodewijk van Colen van Bouchaute, en ging eindelijk over aan de familie de Neuf. De bouwval van het kasteel, genaamd Kraaienhof, bestaat tegenwoordig in een ouden vierkanten toren, waarnevens een nieuwerwetsch huis met groote blinden. Een onweder, een windstorm, zal den eenen of den anderen dag dezen eenzamen, afgebrokkelden toren omversmijten, die daar staat op den zoom van den Burgerweert, als een zwijgende en ongevoelige schildwacht. Misschien zelfs zal hij van bouwvalligheid instorten en het drabbige water, dat zich aan zijnen voet uitstrekt, met zijne puinen vervullen. De kerk van Burcht is toegewijd aan den heiligen Martinus. Zij is opvolgenlijk vergroot geworden; het middendeel is het oudste; de pilaren dragen het onmisbaar teeken der xive eeuw. Zonder eenigen twijfel versierden schilderingen de muren van dezen tempel. De koor is gebouwd geworden in 1400, door een lid der familie Vilain, welke persoon talrijke giften aan deze kerk deed en ze rijkelijk versierde. Er is niets gebleven van deze rijkdommen; zij zijn door geweld verdwenen gedurende de onheilen van allen aard welke deze gemeente heeft moeten uitstaan. De grafzerken met opschriften zijn talrijk genoeg, maar zonder eenig belang. Zij dagteekenen van de xviie en de xviiie eeuw. In het inwendige van den koor, gebouwd door Vilain, van Gent, bevond zich nog in het eerste kwart dezer eeuw de grafstede van dezen edelman. Het monument dat dezelve aanwees, is, buiten alle palen van eerbiedenis en tegen de rechten der familie, verplaatst geworden buiten de kerk, aan den voet van den Kalvarieberg op het kerkhof. Het moest eertijds een breede steen zijn, waar, zeker in liggende houding, de beeltenissen van den overledene en van zijne vrouw zullen op gebeiteld geweest zijn. De steen draagt nog het merkteeken van de aanhechting der beelden. Waar zijn deze vervaren? Niemand weet het. Op dezen zerksteen staat het volgende uitermate wel bewaard opschrift te lezen: M. Vilain, Ridder, heer van Huyse, van Pamele, van Leeberghe, van Borcht en Zwijndrecht, die sterft in 't jaer 1449. VIII daghen in Julo en vrouwe Goenele Raes, zijne Gheselline, wijlen was, die sterft in 't jaer 1461. Buiten aan de kerk bevindt zich het lijkgedenkstuk der familie de Neuf, hetwelk opgericht is in 1841, en in eene lange Latijnsche lijst de namen der onlangs gestorven leden herinnert.’ De gemeente Burcht telt tusschen de 1700 en 1800 zielen. |
|