Koninklijke Academie van Beeldende Kunsten te Antwerpen.
Op 28 April en volgende dagen waren tentoongesteld de werken, uitgevoerd door de jonge beeldhouwers, die zich hebben doen inschrijven om naar den prijs van Rome te dingen.
De opgegevene onderwerpen waren de volgende: ‘2 April, Uitdrukkingshoofd. “Schrik der moeder van het levende kind op het hooren van het vonnis van Salomo.”
4 April. Samenstelling van een geboetseerd bas-relief, voor stellende: Jezus wedergevonden in den tempel te midden der doctoren.
Joseph en Maria gingen alle jaren naar Jerusalem om het paaschfeest te vieren, en wanneer Jezus twaalf jaren oud geworden was, gingen zij er henen, volgens hunne gewoonte, Nadat het paaschfeest geëindigd was, en wanneer zij wedergekeerd waren, bleef het kind, buiten hunne wete, te Jerusalem. Denkende dat hij bij iemand van het gezelschap was, reisden zij gedurende éénen dag, en hem vruchteloos gezocht hebbende onder hunne bloedverwanten, keerden zij weder naar Jerusalem om hem te zoeken. Drie dagen daarna vonden zij hem in den tempel, zittende onder de doctoren, hen aanhoorende en hen ondervragende. En al diegenen die hem aanhoorden waren door verwondering verrukt over zijne wijsheid en over zijne antwoorden. “Zij waren vol verwondering wanneer zij hem zagen, en zijne moeder zegde: mijn zoon, waarom hebt gij aldus met ons gehandeld? Uw vader en ik wij zochten u gansch bedroefd” Hij antwoordde hun: Waarom zocht gij mij? Wist gij dan niet dat ik mij met de dingen die mijnen vader aangaan moet bezig houden?’
‘2 Mei. Voor den eindelijken prijskamp, samenstelling van een geboetseerd basrelief; onderwerp: Calpurnia smeekt Cesar zich niet naar den senaat te begeven.
De samenzwering, die in het midden van den senaat moest uitbarsten en den moord van Cesar veroorzaken, was bepaald op den dag der iden van Maart, op welken dag (zoo men zegde) hij koning moest uitgeroepen worden. De samenzwering was reeds bekend door het volk, maar Cesar weigerde de minste voorzorg te nemen. Calpurnia, vrouw van Cesar, was zoo zeer overtuigd van de wezenlijkheid des gevaars, dat zij haren man, met den hevigsten aandrang, smeekte, het huis niet te verlaten. Ontroerd door de rampzalige voorzeggingen zijner vrouw en nog meer door hare tranen en door hare smeekingen, besloot Cesar te huis te blijven. Hij bevool reeds aan Antoon (vriend van Cesar), den senaat weg te zenden. Maar Decimus-Brutus drong hevig aan, want hij zag dat de maatregels der saamgezworenen, van welke hij deel maakte, volkomen verijdeld waren; hij nam hem bij de hand en verplichtte hem, als het ware, uit te gaan en zich op weg te begeven. Nauwelijks was hij in den senaat gekomen, of de samenzweerders omringden hem en de moord was voltrokken.’
De jury was samengesteld uit de heeren T. Canneel, L. De Taeye, N. De Keyser, Simonis, Drion, Jos. Bellemans en Jacob Jacobs.
De zes eersten, tot den eindelijken prijskamp aangenomen, zyn: 1o J. Lambaux, van Antwerpen; 2o C.-L. De Kezel, van Gent; 3o J.-H. Cuypers, van Leuven; 4o T.-J.-F. Vincotte, van Brussel; 5o L. Dupuis, van Antwerpen; 6o L.-J.-J. Mignon, van Luik.