De Vlaamsche School. Jaargang 18
(1872)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijPeeter Martenasie.Deze plaatsnijder, geboren te Antwerpen, op 11 December 1729, was een der ieverigste leeraren der academie, bij dewelke hij op 8 November 1762 tot bestuurder werd aangesteld. In 1764 werd hij tot plaatsnijder van prins Karel van Lorreinen
teekening van F. Geerts, houtsnede van Jos. Hemeleer.
benoemd. Zijn afbeeldsel, aan de academie door hem geschonken en geschilderd door A.-C. Lens, prijkt in het Antwerpsch museum. Van zoodra Martenasie in den raad der academie zetelde, was hij bijzonder werkzaam, om de studie naar het antiek weder in voege te brengen en die klasse onder het toezicht van verscheidene hulpleeraars te openen. Heilzaam waren de uitwerkselen, en het bijzonder toezicht over die klasse werd ook aan hem toevertrouwd; er mag inderdaad van hem gezegd worden, en deze lofspraak is niet gering, dat hij wonderen deed, ter uitbreiding van het onderwijs. Er was groote behoefte aan goede antieke beelden. Martenasie bezorgde daarvan in eens een goeden voorraad, daar hij de toelating bekomen had, om naar eerste modellen, uit de kunstverzameling van den hertog van Aremberg, vijf-en-twintig borstbeelden af te gieten, met welken schat hij de Antwerpsche academie begiftigde. De verrijking der klasse met zoo menig meesterstuk naar het antiek had natuurlijk voor gevolg de leerlingen aanmerkelijk te doen vermeerderen. Ook de lessen naar het leven werden zoo uitmuntend gegeven, en het getal der jonge kunstenaars uit alle streken van ons land, en ook uit den vreemde, groeide zoodanig aan, dat het bestuur der academie, op 16 Mei 1766, een vertoog aan de stedelijke overheid moest indienen, om ruimere plaatsen boven de Borze te bekomen.Ga naar voetnoot1 In dit verzoekschrift stelde men voor, dat de Oost-Indische handelmaatschappij, die de oude academiezaal in gebruik had, dezelve zou afstaan, om daarin, even als vóór het jaar 1722, de lessen naar het plaaster weder te kunnen geven. Martenasie wilde nog meer bijdragen om de leerlingen zijner klasse vooruit te helpen. De zomeroefeningen schenen hem niet meer voldoende. Het gansche jaar door wilde hij zijne klasse zien bloeien. In den winter van 1766, verbond hij zich voor vier jaren, de bekostiging te bezorgen, die het geven van winterleergangen en een eermetaal, als aanmoediging, voor zijne klasse zou vereischen. Al de bemiddelde kunstvrienden van Antwerpen ondersteunden door geldelijke bijdragen de onderneming des wakkeren leeraars, en op 10 November van dit jaar, begon de winterleergang naar het antiek; sedert dien bleef deze cursus altijd een der bloeiendste takken van onderwijs in de Antwerpsche academie. Tusschen de bijzonderste platen door Martenasie vervaardigd, telt men: De roof der Sabijnsche maagden, naar P.-P. Rubens, waarvan hij, in 1769, een eersten afdruk aan de academie schonk, en de Huisvader, naar Greuse. Naar het schijnt was hij de graveerkunst gaan aanleeren te Parijs, bij J.-B. Le Bas. - De nagedachtenis van den verdienstelijken man verdient in eere gehouden te worden, door alie kunstminnaren. Gedurende gansch zijnen levensloop heeft Martenasie er zich meer op toegelegd, om der kunst in 't algemeen dienstig te zijn, dan om zijn eigen roem te vergrooten, iets wat evenwel niet heeft belet, dank zijne werkzaamheid en verdiensten, dat hij zich ook als plaatsnijder een geachten naam verworven heeft. Nuttig te wezen voor de kunst, was zijne leuze, en hij heeft dezelve getrouw nageleefd. Het nageslacht is hem dus dubbel dank verschuldigd: als kunstenaar en als leermeester. Hij overleed op 3 October 1789. |
|