was hem als had hij lood in de schoenen. Daar zat de rijke koopman met het gerimpeld voorhoofd peinzend op de linker hand leunende; in de rechter hield hij eene pen, waarmede hij juist een gewichtig handelsontwerp op het papier wilde zetten, toen de schrijnwerker, wien de verlegenheid half blind en lomp had gemaakt, door de openstaande deur van het kabinet trad en den peinzenden koopman plotseling uit zijne mijmering deed ontwaken. ‘Wat wilt gij?’ vraagde hij op barschen toon. De schrijnwerker was buiten staat om te antwoorden. Alle vooruit overlegde, van buiten geleerde en wel tienmaal vooraf herhaalde, door zijne verstandige vrouw hem ingeprente schoone woorden en redenen, waren hem eensklaps uit het hoofd gegaan; hij was letterlijk, zoo niet met de deur in huis, dan toch? wat nog erger was, den koopman bijna op den neus gevallen. Hij stond als aan den grond vastgenageld.
- Nu, wat wilt gij dan toch? vroeg de koopman, die den schrijnwerker niet herkende.
- Vergeef mij, mijnheer, ik was... ik kom... ik ben - de schrijnwerker, die de groote eer heeft gehad, onlangs eenige meubelen voor u te maken.
- Zoo, zoo, en? - Ha! gij komt vragen, of er weer niet wat te maken is. Voor het oogenblik nog niet. Gij behoeft u ook de moeite niet te geven om weder hier te komen; als ik u noodig heb, zal ik om u zenden; misschien gebeurt dit wel spoedig. Adieu.
Dit gezegd hebbende, boog hij zich en zette de hand weder op het papier.
- Ach! begon thans de ter neder geslagen schrijnwerker op smeekenden toon, mijnheer, word niet boos, maar ik wilde u verzoeken, ik wilde u bidden, zoo goed te willen zijn, mij het bedrag van het geleverde te doen uitbetalen; ik bezit geen kapitaal en...
De koopman stond knorrig op. ‘Ik betaal slechts om de zes maanden; met zulke kleinigheden kunnen wij ons niet inlaten; dat geeft ons te veel werk.’ Hierop wendde hij zich tot een jongen klerk, met deze woorden:’ ‘Mijnheer de kassier, betaal den schrijnwerker zijne laatste rekening. Maar, vervolgde hij tot den werkman, dat is goed voor eens, gij moet geen werk aannemen wanneer gij niet behoorlijk crediet geven kunt; ik moet dus in 't vervolg op een ander gaan.’ Sprakeloos nam de arme man het geld in ontvangst, en toen hij aan den lessenaar van den koopman trad, om de quitantie te teekenen, overstelpte hem de gedachte. Gij moogt in het vervolg zulk een werk niet aannemen, want uwe armoede sluit u alle hoop daarop af! en een heete traan rolde over zijne wang. De koopman zag dien traan; toen boog zich de ongelukkige schrijnwerker en vertrok. Nauwelijks was hij echter tot op het midden van het vertrek gekomen, of de koopman riep hem terug. ‘Hoor eens, baas, gij kunt mij nog een dozijn stoelen leveren, benevens eene kleerkas en twee penant-tafeltjes; in de volgende week zal ik nog meer bij u laten bestellen. Doch opdat gij mij, in het vervolg, niet alle oogenblikken moogt komen lastig vallen en omdat gij mij geen half jaar crediet kunt geven, zal ik u crediteren.’ Hij beval daarop zijnen kassier den schrijnwerker nog 2500 fr.; uit te betalen, en keek weder op het voor hem liggend papier. Sprakeloos van verbazing stond daar de schrijnwerker tot in zijn binnenste geschokt; hij kon geene woorden vinden om zijne innige dankbaarheid te betuigen. Eindelijk liep hij snel op den koopman toe, greep zijne hand, en drukte die levendlg aan zijne lippen. ‘Dank, stamelde hij, duizendmaal dank, goede heer!’ - De koopman antwoordde: ‘Laat af, vriend! Als gij, en daar twijfel ik volstrekt niet aan, een eerlijk man zijt, behoeft gij mij niet te danken, maar gij moet hier geen opzien baren; zulke tooneelen passen niet
op een kantoor, hetwelk geene plaats is voor de uitstortingen van het hart. Ga met God! Ik kom dezer dagen uw huis voorbij en wil dan eens zien, hoe gij gesteld zijt. Adieu!’ Meer dan gelukkig keerde de schrijnwerker naar zijne woning terug. Hij werkte vlijtig door en door de ondersteuning van zijn aanzienlijken begunstiger werd hij binnen kort een welgezeten man.
De rijke koopman gevoelde op dien morgen eene zonderlinge aandoening in zijn gemoed. Hij heeft sedert meer dan één traan gedroogd.