Waterstormram.
Wanneer een vocht langs eene buis loopt, en dat men plotselings dezen loop komt beletten met de uitloopingsopening toe te stoppen, ondergaan de wanden der buis eene drukking die des te grooter is naarmate de hoeveelheid van het vocht en deszelfs snelheid van beweging grooter zijn; indien er zich nu eene opening in de wanden der buis bevindt, spuit het vocht er langs uit tot eene grootere hoogte dan die welke anders door de hoogte van het vocht in het vat zou veroorzaakt zijn. Dit verschijnsel heeft aanleiding gegeven tot de uitvinding van een tuig dat onder den naam van waterstormram bekend staat. Ziehier hoe het samengesteld is. A B is eene hellende buis waarin water loopt; C is eene opening langs waar het water uitspuit; onder deze opening bevindt zich een holle ijzeren bol, door lederen banden ondersteund, welks gewicht in zulker voege berekend is, dat hij door den waterstroom opgeheven wordt en diensvolgens de opening C kan toesluiten, Het water, daardoor belet wordende uit te spuiten, wordt een ander holle ijzeren bol, F, opgelicht, en een gedeelte water klimt in de klok E, die lucht inhoudt. Daarna vallen de twee bollen D en F door hun eigen gewicht, en de vorige verschijnsels hebben op nieuw plaats, zoodat er in de klok E meer en meer water komt, hetwelk langs de zijbuis G klimt tot op de plaats waar men het wil geleiden.
De Pompen en de Zuigpijp hebben wij reeds beschreven.
Dr F.-J. Matthyssens.