gekorvene diertjes, door de warmte tot het leven geroepen, wiegelen en slingeren zich vroolijk aan de kleine struikjes, schuilen onder derzelver ontlokene bladeren of kruipen op of in het frissche gras. De vlijtige bieën, door de zon uitgelokt, verlaten hare korven, vliegen van bloemknop tot bloemknop, wier kelken zij helaas, nog gesloten vinden; de rupsen, door de levensvolle lentezon, in vlinders vervormd, wiegen zich met hare zilveren en gouden wieken op de vleugelen des zefirs. De gekuifde leeuwerik, door de aanloklijkheden dezer lieflijke dagen opgebeurd, zweeft zingend in de hoogte, als wilde hij, door zijn zoetluidend gezang, de Godheid voor de wedergeboorte der natuur danken en loven.
In het bewonderen van Gods wondere schepping vond de advocaat het geluk dat hij sedert lang gedroomd had: de lachende natuur bood hem elken dag nieuwe en ongekende bekoorlijkheden aan. Zoodra de rooskleurige dagraad aan het Oosten verscheen, en de zon hare gulden stralen uit den gezichteinder schoot, was hij in de velden of bosschen en ademde er die frissche levenslucht in, waarvan de stedeling, die al zijn geluk in eene prachtig versierde zaal stelt, eeuwig beroofd blijft. Wat gelukkige aandoeningen ondervond hij niet in het beschouwen van het verrukkend tafereel der natuur, dat hem zoo prachtig werd voorgesteld; niets ontsnapte er aan zijn opmerkzaam oog, zijn vrijgelaten geest gaf zich aan die zalige mijmeringen over, waaraan men in de gelukkige eenzaamhéid zooveel uitbreiding geven kan.
De uren, welke hij in zijn huis overbracht, waren hem niet minder aangenaam dan deze, die hij aan zijne natuurbespiegelingen toewijdde. Hij gaf zich geheel der diepe studie over of las de schriften eeniger onsterfelijke wijsgeeren, die hem meer en meer overtuigden dat de mensch slechts in een afgetrokken leven het waar geluk vinden kan; geluk voor zooveel het den sterveling op aarde gegeven wordt.
De jonge Maria vond in dit rustig verblijf ook het ware genoegen des levens. Alhoewel in de stad opgevoed, was zij vrij van alle ijdelheid en praalzucht gebleven, en kon zich des te beter aan het eenvoudig, maar tevens gelukkig landleven gewennen. Zij was met haren vader zoodanig vereenzelvigd, dat hunne gedachten als uit eene ziel sproten; hunne begeerten waren dezelfde en de letterkunde was hunne geliefkoosde, hunne zaligste bezigheid. Zij aanzagen beide de boeken als vrienden, die de ziel troosten en ze beletten van aan de denkbeeldige ongelukken, die zooveel menschen folteren, te denken.
Van die gedachte doordrongen, gaven zij zich geheel aan de beoefening der letteren over: de vader vond zijn grootste geluk in oudheidkundige en wijsgeerige opsporingen en natuurkundige ontdekkingen te doen, en den uitslag zijner bevindingen in schrift te stellen. De dochter trachtte, zooveel mogelijk, hare geestvermogens te ontwikkelen, om alzoo haren vader aangenaam te zijn, en hem in zijnen letterarbeid te kunnen volgen.
De winteravonden voor menigeen zoo vervelend, waren hun zoo aangenaam als de heerlijkste lentedag; zij lazen de werken van diepgeleerde wijsgeeren, die zich door hunne verdienstelijke schriften den weg naar de onsterfelijkheid gebaand hebben, trokken er gevolgen uit, die tot wetenschappelijke gesprekken aanleiding gaven, en zoo vlogen hunne uren voorbij als een aangename droom.
Degene die de studie bemint en den tijd vindt om zich in de wetenschappen te oefenen, is gewis de gelukkigste mensch op aarde: in zijne onverzadelijken dorst naar kundigheden, studeert hij de eene wetenschap na de andere en smaakt het zaligste genoegen, telkens dat hij eene nieuwe kennis verkrijgt.
Zoo was dit landhuisje, in den schijn doodsch en treurig, het Eden van twee menschen, die alle wereldsch gedruis en aardsche pracht verachtten en geheel voor den geest leefden. Hun geluk was zoo volmaakt, dat zij hetzelve tegen niets op aarde hadden willen ruilen.
Hetgeen hun verblijf te T... ook nog aangenaamheid bijzettede was de warme liefde, die al deszelfs inwoners hun toedroegen. Het is toch zoo zacht bemind te worden. De advocaat werd, er, om zoo te zeggen aangebeden; want hij was de trooster en de raadgever van al degenen, die zich in moeielijkheden bevonden: alwie in verlegenheid was, kwam hem vinden om tot zijne uitgebreide kennissen en langdurige ondervinding toevlucht te nemen. Hij aanhoorde iedereens zaak zonder verveling, en trachtte allen te recht te helpen. Den noodlijdende bracht hij edelmoedig hulp toe. Degenen, die door droefheid gefolterd werden, poogde hij, zooveel mogelijk, door troostelijke woorden op te beuren, hunne smart te lenigen en eenen weldadigen balsem toe te brengen aan het lijden dat hunne ziel doorgriefde. Allen verlieten hem vergenoegd en tevreden. Hij werd voor de algemeene vader gehouden en werd soms geroepen om de moeilijkste huislijke geschillen te vereffenen. Met de grootste zachtheid wist hij iedereen met zijne plichten bekend te maken, en tot het vervullen derzelve aan te manen; altijd gelukte hij er in de eensgezindheid weder in het huis, waar zij verbroken was, te brengen.
Maria, die het levende afbeeldsel haars vaders was, had door hare gedienstigheid en goeden aard ook de achting en de genegenheid van iedereen gewonnen en hare naam is er, zoowel als die van haren diepbetreurden vader, in zegening gebleven.
Prudence Lansens.