De Vlaamsche School. Jaargang 17
(1871)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijJan-Lodewijk Baeckelmans.Deze jeugdige en reeds befaamde bouwmeester overleed te Antwerpen, zijne geboortestad, na eene korte en smartelijke ziekte, op 8 November, 's morgens ten 4 ure. Hij was geboren op 25 Februari 1835 en was de jongste zoon van Petrus-Joannes en van Joanna Verbert. Gesticht door een werkzamen vader en het goede voorbeeld zijns oudsten broeders Frans, die op de Antwerpsche academie al de eerste prijzen behaalde,Ga naar voetnoot1 legde hij zich ook al vroegtijdig op de teekenkunde toe; in 1851 treffen wij hem in de academie reeds tusschen de uitstekendste leerlingen aan, in de klasse van bouwkunde, onder de leiding van wijlen den leeraar F.-J. Stoop;Ga naar voetnoot2 in deze klasse behaalde hij de eerste prijzen van uitmuntendheid in 1852, 1853 en 1854. Later volgde hij de lessen van het teekenen naar de antieke beelden, geschiedenis en kleedij enz.; hij teekende geruimen tijd bij den zoo gunstig gekenden Antwerpschen bouwmeester Leclef. In 1855, werd zijn ingezonden ontwerp van eene koninklijke academie van schoone kunsten, dragende voor kenspreuk: Nihil sine labore, bekroond in den prijskamp van klassieke bouwkunde der koninklijke maatschappij ter aanmoediging van schoone kunsten te Antwerpen. In 1858, behaalde hij den eersten prijs in den grooten kampstrijd van bouwkunde (gezegd van Rome). In 1859, werd hij gelast met de uitvoering der teekeningen die thans het museum der academiekers van Antwerpen versieren, voorstellende den Franschen schouwburg, ontworpen en uitgevoerd onder de leiding van P. Bourla.Ga naar voetnoot3 In 1860, werd zijn ontwerp van een paleis van justitie | |
[pagina 169]
| |
bekroond in den te Brussel uitgeschreven prijskamp, waar hij ook, in 1863, het gouden eermetaal ontving op de driejaarlijksche tentoonstelling.
samenstelling en sterkwaterplaat van j.-l. baeckelmans.
Gedurende zijne reizen, in Italië en Griekenland, zond hij werken af die getuigden van eene goede keus en echte kunde; zij deden dan ook de schoonste verwachtingen van hem | |
[pagina 170]
| |
opvatten. Hij zond in 1862, op 29 Maart, een ontwerp van inkoompoort, op te richten in de nieuwe omheining van Antwerpen; dit stuk werd tentoongesteld in de maand April. In 1863, als ter plaats gemaakte studiën: 1o de Erechteion van Athene of de tempel van Minerva, Poliades en Pandrosa; 2o De boekenkas Vecchia, te Venetië, volgens de teekeningen van Sansovino; 3o de houten gestoelten in het choor der hoofdkerk van Senen. Deze gewrochten werden te Antwerpen tentoongesteld van 18 tot 25 October. Gedurende zijne reizen in Italië en Griekenland schreef hij eenige brieven, die kunstbeschouwingen bevatten, waaruit wij hopen later eenige uittreksels te zullen kunnen geven. Teruggekeerd in Antwerpen en zich daar als bouwmeester gevestigd hebbende, werd hij aldra met verschillende bijzondere bouwwerken gelast; hij kweet zich daarvan op eene voortreffelijke wijze. In de uitvoering zijner werken, benuttigde Jan-Lodewijk Baeckelmans de kunde en de practische kenissen zijns broeders, aan wien hij, zooals wij reeds aanstipten, ook voor zijne opleiding veel te danken had; zonder iets aan het talent van den overledene te willen te kort doen, moeten wij rechtvaardigheidshalve aanstippen, dat hij in zijn oudsten broeder een zoo zedigen als talentvollen en tevens zeer ervaren medewerker vond; allen die hen kenden, wisten overigens, dat Lodewijk en Frans Baeckelmans twee onafscheidbare medewerkers waren; een hooggeplaatst persoon onzer vrienden, noemde hen twee personen in éénen geest. Jan-Lodewijk liet nooit eene gelegenheid voorbijgaan, om aan de kunde zijns broeders recht te laten wedervaren. In 1865 werd de te vroegtijdig overledene bouwmeester gelast een plan op te maken voor de nieuwe parochiekerk van den H. Amandus, te Antwerpen. Wij geven hier het eerste, het voorloopig plan, welk J.-L. Baeckelmans voor dezen tempel ontwierp, maar dat later door hem merkelijk gewijzigd is geworden, en wij aarzelen niet te zeggen, dat de in aanbouw zijnde kerk dit eerste ontwerp zal overtreffen. De hier opgenomene schoone plaat heeft eene gansch bijzondere kunstwaarde, omdat zij de éénige koperetsing is, welke de jeugdige bouwmeester heeft uitgevoerd; zij zal, als dusdanig, niet alleen, wij zijn er zeker van, aan onze lezers welkom zijn, maar ook in de toekomst zeer op prijs gesteld worden. In 1867, werd J.-L. Baeckelmans benoemd tot lid der provinciale commissie van monumenten en tot leeraar der klasse van teekenkunde toegepast op kunsten en stielen, bij de Antwerpsche academie. In 1867 vervaardigde hij een plan voor het herbouwen der Antwerpsche Sint-Antoniuskerk.Ga naar voetnoot1 In 1868 werd hij bekroond in den wedstrijd, uitgeschreven voor het opmaken des plans van een paleis van justitie, te Antwerpen, waarvan hem, in het volgende jaar, de uitvoering werd opgedragen. In den loop dezes jaars, op 20 Juli, werd de eerste steen van dit gebouw plechtiglijk gelegd. In de redevoering, door hem bij deze gelegenheid uitgesproken, zegde de heer Victor Jacobs, minister van financiën, dat men eenmaal de werken van Baeckelmans naast die van Peter Appelmans, Herman de Waghemakere en Cornelis Floris roemen zou. In 1869 werd J.-L. Baeckelmans benoemd tot leeraar van een nieuwen cursus van vergelijkende bouwkunde aan de Antwerpsche academie. In 1870 werd hij, door het staatsbestuur afgevaardigd om de inhuldiging der landengte van Suez te gaan bijwonen. Tevens gelaste hem de minister van binnenlandsche zaken met eene studie over de Egyptische gebouwen. Behalve de hooger gemelde Sint-Amanduskerk, wordt thans nog eene kerk voltooid waarvan J.-L. Baeckelmans het plan leverde, namelijk die der gemeente Laar, in de provincie Antwerpen. Men zegt, dat de jonge meester daar de verkoudheid heeft opgedaan, welke zulke noodlottige gevolgen moest hebben. Volgens de geneeskundige opgaaf, is hij bezweken aan eene buikvliesontsteking. Baeckelmans' vrienden en vereerders hadden zich, kort geleden, mogen verheugen in het bericht, dat hij gelukkig hersteld was van de pokken, die hem, gedurende eenige weken, aan zijne legerstede gekluisterd hadden gehouden. Men was dan ook dubbel treurig te moede, toen de treurmare van de gevaarlijke krankheid, die hem helaas! ten grave slepen moest, zich op eenmaal te Antwerpen verspreidde en er eene algemeene bezorgdheid, eene algemeene deelneming opwekte, die maar al te spoedig door het doodbericht in openbare droefheid werd veranderd... Het was aan Jan-Lodewyk Baeckelmans niet gegeven, zijne bijzonderste werken te mogen voltooien. Daar evenwel al de plannen en teekeningen volledig bestaan en de leiding der uitvoering aan Frans Baeckelmans zal toevertrouwd blijven, mogen wij de hoop koesteren, dat zij zullen voltrokken worden zoo en gelijk zij door den meester waren opgevat en aangelegd. Hoe jong hij ook nog was, had J.-L. Baeckelmans, namelijk aan de academie, reeds verscheidene zeer goede leerlingen gevormd. Een hunner behaalde zelfs in 1870 den prijs van Rome voor de bouwkunde. De lijkplechtigheid had plaats op 4 November, 's morgens ten 10 ure, in Sint-Jacobskerk, onder eenen toeloop, die inderdaad ontzaggelijk mocht genoemd worden. De met kronen beladene kist, werd gedragen door leerlingen van den overledene. De hoeken van het baarkleed werden gehouden door de heeren N. De Keyser, bestuurder en J.-F. Van den Bergh-Elsen, schepen en senator, bestuurlid der koninklijke academie; Em. Geelhand, lid der bestendige deputatie; J. Cuylits, voorzitter der maatschappij ter aanmoediging van schoone kunsten; Jos. Delin, voorzitter van het Verbond voor kunsten, letteren en wetenschappen en P. Génard, lid der commissie van het oudheidkundig museum. In den lijkstoet bemerkte men, achter de familie, de heeren ridder Ed. Pycke, gouverneur; J.-C. Van Put, burgemeester; leden van den provincie- en den gemeenteraad, de leeraren en leerlingen van de koninklijke academie en de nijverheidsschool, de heeren van Soust de Borckenfelt, opzichter der schoone kunsten, F. Willems en twee | |
[pagina 171]
| |
afgevaardigden van den Cercle des amis des arts, van Brussel, L. De Taye, bestuurder en Van der Linden, leeraar van de academie van Leuven; verders personen uit alle standen der samenleving. Nadat de dienst in de kerk was afgeloopen, zette de stoet zich op nieuw in beweging; de kist werd gedragen tot aan de afscheiding der oude stad, waar zij in den lijkwagen geplaatst werd. Gevolgd van zeventien rijtuigen sloeg zij den weg in naar Deurne, waar de ter-aardebestelling plaats had. Er werden aan het graf niet minder dan acht redevoeringen uitgesproken door de heeren N. De Keyser, E. Geelhand, P. Génard, J. Delin, F. Willems, door een lid van den hooger gemelden Cercle des amis des arts, Bilmeyer en M. Looymans. Deze redevoeringen zullen, in een boekdeeltje vereenigd, verschijnen bij den drukker L. Delamontagne. De heer J. Delin herinnerde in zijne lijkrede dat geen hoegenaamd gedenkteeken aan de nagedachtenis van wijlen F. Durlet is opgericht. Wij denken er te moeten bijvoegen, dat zulks ook het geval is, in wat betreft de heeren F.-J. Stoop, Berckmans, J. Verschaeren, E. Corr, J.-A. Gras en andere betreurde en verdienstelijke leeraars der academie, wier beknopte levensschetsen men aantreffen kan in ons tijdschrift, welk van de meeste hunner ook het portret gaf. Wij vernemen met voldoening, dat het plan bestaat, om eerlang ter nagedachtenis van Jan-Lodewijk Baeckelmans een gedenkteeken op te richten. |