De Vlaamsche School. Jaargang 17(1871)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Vriendschap. aan een vriend. Weet gij, mijn vriend, wat uwe vriendschap is voor het dichterherte mijn? ze is 't grootsch geluid der zeegezangen; ze is 't nedrig lied van 't vogelijn. Zij is de sneeuwewitte lelie, die bij het weggaan van den nacht van dauwe glinstert op heur stengel, de zon in 't Oosten tegenlacht. Ze is 't schoon gezang der nachtegalen, dat in den nacht het woud doorklinkt; ze is 't zoet gekwetter van de zwaluw, die stoeiend langs het water zingt. Ze is 't zachte windje, dat al vliegend den spiegel van de beke streelt, dat ruischt en zingt in 't riet der boorden en met zijn drooge pluimen speelt. Ze is 't blij geronk van duizend bieën, die schieten over 't koolzaadveld, die sluipen in zijn geel gebloeisel, dat van den klaren honig zwelt. Zij is de glans der zoele meizon, die 's morgens vroeg haar stralen strooit; zij is haar laatste purperstrale, waarmee zij dalend 't westen tooit. Ze is 't glimmen van de treurge mane, die lieflijk aan den hemel blinkt; ze is 't glinstren van haar blonde schijve, die op den vijver wederschingt. [pagina 157] [p. 157] Zij is het mooie blauwe bloempje Van 't uitgestrekte vlastapijt; ze is 't wieglen van de slappe halmen, wanneer de wind er over glijdt. Ze is zonneschijn in winterdagen; zij is de flauwe stralengloed, die 't dikke kleedsel van de kille sneeuw smelten en verdwijnen doet. Ze is lavend als de dauwedroppen, die bloem en kruid herleven doen; ze is deugdlijk als de frissche lommer der lindekroone binst den noen. Zij is het zoet gedacht, dat 't herte streelt, als de ziel in stilte bidt; ze is 't vogelnest, dat in de bosschen in 't dicht geblaart verscholen zit. Gelijk dit alles is uw' vriendschap zoo aangenaam aan 't herte mij en doet er in de vlamme blaken van 't gloeiend vuur der poëzij!... Kortrijk, Juli 1871. Rijmcreem. Vorige Volgende