gekleed aan. Op vastbesloten toon zegde hij hem: ‘in den naam van al de reizigers, Mr. Olbridge, kom ik u voor ons en voor het eigendom van uwe reeders verantwoordelijk maken, als gij nog langer toelaat, dat een krankzinnige ons in 't verderf laat loopen. De matrozen zijn het eens met ons en wij gelasten u met de leiding van het schip.’
- Mijnheer Nolten, antwoordde de stuurman, gij weet zelf niet wat gij zegt; gij wilt een gevaarlijk ding beginnen.
- Ja, zeide de Amerikaan; maar ik zou het niet doen, als wij er niet toe genoodzaakt waren. Nauwelijks eenige minuten geleden, was de timmerman op de bovenbramra en hij zegt, dat hij vandaar eenen ijsberg heeft gezien. Zoudt gij willen wachten tot dat wij in het ijs geraken?
Onder den uitroep: ‘een ijsberg!’ greep de opperstuurman zijnen hoed en snelde naar het dek. Gewapend met den telescoop klom hij in het want en bleef er wel een half uur aandachtig door het glas staren. Toen hij weer beneden kwam, beval hij aan den scheepsjongen, den kapitein te gaan roepen. De knaap antwoordde, dat de bevelhebber sliep. ‘Laat hem dan maar in rust en roep de mannen hier,’ beval de stuurman. Aan dit bevel was spoedig voldaan en spoedig ook, bevond zich heel de bemanning op het dek. Het gerucht, dat er ijsbergen in 't gezicht waren, was aan al de matrozen bekend en zij begrepen, dat er iets moest gedaan worden, om het vaartuig te redden. ‘Mannen, sprak de opperstuurman, met zachte stem, toen hij de gansche bemanning stilzwijgend rond zich geschaard zag, wij zeilen nu Noord-Noord-Oost, op circa 69 graden noorderbreedte, en zonder den zuidewind zouden wij al ijsbergen ontmoet hebben. Gij weet wat er u te wachten staat, als het schip dezen koers blijft volgen. Wilt gij mij gehoorzamen?’ De timmerman antwoordde in den naam van al zijne kameraden het volgende: ‘'t Is hoog tijd, stuurman, dat gij het bevel over 't schip neemt; wij allen zijn het met u eens.’ - ‘Dan is 't goed,’ sprak de stuurman, en de daad bij het woord voegende beval hij: ‘lijzeilen in! maar zonder veel gedruisch.’
- Wij zullen u bijstaan, Mr. Olbridge, sprak de Amerikaan, terwijl hij, in gezelschap van den Duitscher, den opperstuurman naderde; gij moogt op ons staat maken.
- Gebruik toch in Gods name geen geweld, smeekte Kate, die het zonderlinge gedrag der bemanning angstig gade geslagen had.
- Jufvrouw, antwoordde de stuurman, ik verzoek u, naar uwe kajuit te gaan en er niet uit te komen, voor dat hier alles in orde is. Wij zullen u verwittigen. Wilt gij mij dat beloven, in 't belang van uwe eigene veiligheid?
Het jonge meisje vroeg, wat zij voornemens waren te doen.
- Enkel en alleen het schip naar Liverpool te brengen, antwoordde de stuurman, en hij herhaalde zijn verzoek, dat zij niet langer op het dek blijven zou, daar het beslissend oogenblik misschien nabij was.
Kate besefte dat de stuurman goed handelde en zij ging zich sidderend bij hare moeder in de kajuit opsluiten.
Met eene snelheid die voor een koopvaardijschip inderdaad buitengewoon mocht worden genoemd, hadden de matrozen intusschen des stuurmans bevel uitgevoerd. Niet zoodra waren de lijzeilen beneden gehaald, of er werd bevel tot opbrassen gegeven. De opperstuurman zelf gelastte den roerganger af te houden, zoover de zeilen het toelieten, ten einde vooreerst zooveel mogelijk den koers, dien zij gezeild hadden, terug te gaan. Terwijl de matrozen nog aan de brassen hingen, lag de boeg des vaartuigs Zuid-Zuid-Oost half Oost. In deze richting, onder welke breedte zij zich ook mochten bevinden, moesten zij niet vreezen op klippen te verzeilen, zoolang zij de Noorweegsche kust niet zagen. Natuurlijk was het brassen niet zonder gedruisch kunnen geschieden, hoe voorzichtig de matrozen ook geweest waren. Het voetgetrappel op het dek en het afgooien van touwen was in de kajuit goed hoorbaar geweest en had den kapitein doen ontwaken. Bleek en bevend kwam de kajuitjongen naar bovengeslopen om den stuurman in zijn oor te zeggen: ‘De oude is daar!’ Nabij het stuurrad, niet ver van den zieken zeeman af, stonden de Amerikaan en de Duitscher. Mr. Olbridge week niet van zijnen post; hij scheen het gevreesde oogenblik rustig te verbeiden. Daar sprong kapitein Powell op het dek, zonder hoed en in zijnen slaaprok gewikkeld. Zijn eerste blik was naar de zeilen. ‘Wat ligt aan?’ riep hij met luider stem.
- Zuid-Oost half Oost, kapitein, antwoordde de roerganger.
- Wie heeft dat bevolen? schreeuwde de kapitein woedend vooruitkomende en met de rechter hand in den borstzak.
- Ik, sir, antwoordde de stuurman. Er waren, voor ons uit, ijsbergen en verder dan 69 graden breedte hebben wij niets te doen.
Onder den uitroep: ‘Oproer!’ haalde de kapitein een pistool te voorschijn en loste het op den stuurman, voor dat nog iemand zijn voornemen had kunnen raden. De stuurman deinsde eenige schreden achteruit, toen hij eene stekende pijn in de zijde gevoelde; maar de Amerikaan sprong op Powell op, al roepende: ‘staat bij!’ Hij vatte hem, geholpen door den Duitscher, bij het lichaam en rukte hem op den grond. ‘Muiterij!’ schreeuwde de kapitein, een tweede schot, ditmaal op den Duitscher lossende, doch zonder hem te raken; de Amerikaan had den tijd gehad, Powell eenen slag op den arm te geven, waardoor de kogel zijn doel miste. De matrozen kwamen tevens de twee passagiers ter hulp. De kapitein schuimbekte van woede en wendde wanhopige pogingen aan, om zich los te werken; maar hij bevond zich in stevige handen en het duurde niet lang of de tweede stuurman, die zich tot dan toe buiten de zaak had gehouden, had hem, met een touw, de armen op den rug gebonden. De schier bovenmenschelijke kracht waarmede de gevangene zich verweerde, zijn trappen en bijten, was tegen de overmacht niet bestand en al spoedig lag hij zoo goed gekneveld, dat hij geen lid meer roeren kon. Toen werd hij bedaard, sloot de oogen en hield zich roerloos. Intusschen had de stuurman zijn wambuis uitgetrokken en zijn hemd opengerukt, om naar de wonde onderzoek te doen: de kogel had het vleesch slechts even geschampt; spoedig was er een verband opgelegd; de kwetsuur gaf geen hoegenaamd gevaar te vreezen.
De opperstuurman gunde zich geene rust, voor dat hij 't