dochter, terwijl deze angstig en met benepen hart de uitbarsting van den vaderlijken toorn te gemoet ziet. Het geheel is schoon van toon, doch mist degelijkheid als kleur.
F. Ingenmey, insgelijks van Dusseldorp. Eerbewijzen op den buiten (een schilder die eene studie naar de natuur maakt; twee jonge meisjes, met bloemtuilen, waarschijnlijk voor den kunstenaar bestemd, staren hem van op zekeren afstand aan). De meisjes laten te wenschen als uitvoering; maar het geheel doet zich aangenaam voor.
Tusschen de landschappen hebben wij verscheidene tafereelen aangetroffen, waarover wij reeds vroeger gewaagden. De landschappen die hier het meest de aandacht opwekten waren die van Ed. De Schampheleer, Th. Fourmois, J. Kindermans, F. Lamorinière, J. Stocquart, J. Van Luppen, P.-L.-F. Kluyver, van Amsterdam en Alb. De Keyser. Wij hebben ook zeer verdienstelijke landschappen aangetroffen van de heeren A. Asselbergs, J. Coosemans, H. De Cock, H. Goddyn, Jos. Heymans; wij meenen evenwel de laatstgenoemde schilders eene grondigere studie der natuur te mogen aanbevelen; sommige stukken waren ook niet genoeg afgewerkt. In het landschap vermelden wij nog: E. Berton, van Courrières, twee puike tafereelen, grootsch behandeld, getiteld: De nacht en De sneeuw.
C. De Cock. Ook twee zeer schoone schilderijen, puik gepenseeld, getiteld: Onweder in de weiden van Normandië en de Dorpsstraat te Sèvres.
B. Nordenberg en A. Nordgren, van Dusseldorp, munten beide uit; vooral de (aangekochte) Waterval van laatstgenoemde is zeer schoon.
J. Palizze, van Amsterdam, leverde in zijn stuk, getiteld: De poel, een goed tafereelen, de heer L. Pluyms, van Antwerpen, deed veel genoegen met zijn Gezicht op den Rupel. Tusschen de jongere landschapschilders, moeten wij vooral vermelden J. Janssens en L. Pulinckx van Antwerpen, de eerste met zijn veelbelovend tafereel: Schapen in de weide en de tweede met zijn Poel in een bosch; beiden schilders roepen wij volharding toe!
C. Springer, van Amsterdam, mogen wij niet vergeten! Het stadhuis en de markt van Brunswijck is echt schoon. Denzelfden lof mogen wij toezwaaien aan de tafereelen van F. Stroobant, een onzer beroemdheden in het afmalen van gebouwen. Zijn Binnengezicht van het kasteel van Heidelberg en het Zicht op Hoei zijn meesterlijk uitgevoerd. Is er eene opmerking te maken dan is het deze, dat zijne gebouwen wel wat veel gepolijst zijn.
V. Vervloet, van Mechelen; vier schilderijen (waartusschen ééne in waterverf); allen zijn zorgvuldig uitgevoerd. Het oud kasteel van Busleijde-van Aerschot te Mechelen in 1580, heeft eene belangrijke geschiedkundige waarde; daarenboven is de doorzichtkunde in dit stuk merkwaardig behandeld. (Men weet dat de heer Vervloet in de academie van Mechelen de doorzichtkunde onderwijst.) Van de twee andere tentoongestelde schilderijen hebben wij reeds gesproken in 1870, bladz. 149, evenals over twee tafereelen van mevrouw J. Vervloet; de zorgvuldig geschilderde Hangende patrijs is bijzonder netjes gedaan.
J.-B. Van Moer, van Brussel. Twee puike tafereelen: Spalato (Dalmatië) en Het groot kanaal te Venetië, aangekocht voor de trekking, zijn zeer schoon, maar de lucht diende fijner van toon te zijn.
Als godsdienstige schildering hebben wij weinig goeds aangetroffen. De oorzaken, welke tot het verval der godsdienstige schildering in onzen tijd bijdragen, hebben wij trachten aan te wijzen in 1867, blz. 33 en in 1870 blz. 116. Onder andere noemden wij op, het gebrek aan aanmoediging. Als eene andere oorzaak mogen wij noemen: gebrek aan degelijke kennis van wege de kerkbesturen en de geestelijkheid. De dochters van Sion, door F. Boudreghien, van Brussel en Christus aan 't kruis, door A. Van Hammée, zijn slecht.
A. Chauvin, bestuurder der academie van Luik, is altijd danig decoratief en conventioneel van kleur. De opvoeding der H. Maagd is echter niet zonder verdienste, evenmin als de St-Pieter, van Carl. Clasen, van Dusseldorp.
De Gentsche pronkzaal bevat ook een aantal gravuren en teekeningen, waartusschen vele oude kennissen, onder andere van F. De Meersman, F. Lauwers, J. Michiels, H. Van der Borcht; Jos. Demannez, eene schoone teekening, Zenika, naar J. Portaels; J. Desjardins, verschillende platen, waartusschen een verdienstelijk portret van Velasquez; J. Franck, Christus op de knieën der H. Maagd, naar Van Dyck; L. Jacquelart, van Gerimont (Luxemburg), verschillende verdiensteiijke sterkwaterplaten.
Wij hebben het genoegen, op bladz. 153, eene van de goede sterkwaterplaten der tentoonstelling te kunnen mededeelen. Zij is van den reeds gunstig aan onze lezers gekenden A. Numans en stelt den schilderachtig gelegen Watermolen van Creil, in de omstreken van Parijs, voor. De plaat is zeer verdienstelijk behandeld en trok dan ook verdiend de aandacht, evenals degene welke wij op bladz. 121 hebben gegeven en die ook een werk van den heer Numans is. Behoudens gravuren en sterkwaterplaten naar verschillende meesters, heeft de heer Numans ook tafereelen tentoongesteld, die veel aanleg verraden.
Wij kunnen niet genoeg den kunstbeoefenaren het vervaardigen van sterkwaterplaten aanbevelen; de grootste meesters der oude Vlaamsche school, gaven hierin het goede voorbeeld en dat hunne etsingen ook nog thans gewaardeerd worden, kan men nagaan in de meeste kunstverkoopingen en onder andere in degene waarvan wij, op bladzijde 160, den uitslag mededeelen.