Onthulling van het standbeeld van Servais, te Halle.
Deze plechtigheid, die op Zondag 1 October plaats had, werd niet door het weder begunstigd, aan welke omstandigheid de betrekkelijk geringe opkomst van belangstellenden moest toegeschreven worden. Het marktplein, waarop het standbeeld verrijst, was doelmatig versierd; wij stippen aan, dat de opschriften uitsluitend Vlaamsch waren, zooals dat paste. Achttien muziek- en zangmaatschappijen vergezelden den stoet van overheden en vereerders, die de onthulling van het beeld kwamen bijwonen. Verscheidene Vlaamsche koren werden met veel beleid uitgevoerd, namelijk onder het bestuur van den heer Willem Van Leemputte, den muziekmeester der zangmaatschappij van Ruysbroeck. De cantate, van A. Mathieu en Lanssen, was in 't Fransch. Deze taal bezigde ook Halle's burgemeester, in de door hem uitgesprokene redevoering. Gevaert daarentegen, hield eene kernige Vlaamsche rede; de krachtige taal van den befaamden toonkundige maakte den besten indruk.
De heer Gevaert drukte zich uit als volgt: ‘Het zij mij toegelaten, medeburgers, kunstvrienden, u, ten slotte, eenige woorden toe te sturen in onze Vlaamsche moederspraak, in die taal welke Servais bij voorkeur gebruikte en waarin hij, in zijne oogenblikken van opgeruimdheid, zoo menig aardig kluchtje wist te vertellen. De muziek, op zich zelve beschouwd, de instrumentale muziek in het bijzonder, als uitdrukking van algemeene menschelijke gevoelens, is aan geene taal, aan geenen volksstam gebonden. Haar domein is oneindig, is onbepaald. En toch, zoo is de kunst diep in den mensch geworteld, dat zelfs de onbezielde klanken van een speeltuig, geheimnisvollen weergalm geven van de innigste gevoelens, van den ingeboren aard des kunstenaars. In dien zin mag men zeggen dat het talent van Servais eenen echt Vlaamschen stempel droeg: - warm, - krachtig, - vreemd aan alles wat gemaakt, wat onnatuurlijk, wat overdreven is. Zoo was het talent, zoo ook was de man. Om naar waarde te beseffen wat Servais was als burger, als mensch, behoeven wij slechts rondom ons te zien, en dit Vlaamsch steedje te aanschouwen, waar zijn dood voor jong en oud, voor arm en rijk, een openbare rouw was. Nu richt Halle een standbeeld op aan zijnen grooten kunstenaar. Hoe diep moet de muziek tot het gevoel van onze Vlaamsche bevolking spreken! Eer en hulde aan den man die, door zijne kunde, door zijne kunde alleen, zulk eene bewondering, zulk een diep gevoel, bij zijne medeburgers wist op te wekken! Eer aan de stad die op zulk eene heerlijke wijze hare roemvolle zonen weet te vereeren, en hun geheugen te vereeuwigen!’
Men weet dat het beeld van Servais een werk is van zijnen schoonzoon, den verdienstelijken beeldhouwer C. Godebski (zie 1870, blz. 39). 't Is, over 't algemeen genomen, goed meegevallen en strekt den kunstenaar tot eer. Ter gelegenheid van het onthullingsfeest, gaf de maatschappij de Eendracht eene kostelooze tooneel vertooning, waarop het aan geen volk ontbrak. De spelers trokken zich allerbest uit den slag en genoten dan ook een ruimen bijval. Des avonds had er ook een banket plaats, waarop de gulste vroolijkheid heerschte. De heer Julius Hoste, van Brussel, hield er namens den Kunst- en letterbond eene kernige redevoering.