Inhuldiging van het standbeeld van Hans Memlinc, te Brugge.
Op Zondag 3 September, had de plechtige onthulling plaats, van het door den beeldhouwer Pickery uitgevoerde standbeeld.
Het was feest in de aloude hoofdstad van Vlaanderen; de plechtigheid werd voorafgegaan door de prijsuitreiking aan de leerlingen der academie; daarna werd er een stoet gevormd, samengesteld uit al de maatschappijen der stad en menigvuldige anderen. Met vaandels en standaarden en voorafgegaan van verscheidene muziekcorpsen trok men naar de Woesdagmarkt, die thans door besluit van den gemeenteraad de Memlincplaats genoemd is. De stoet was indrukwekkend. Jammer maar, dat de inrichters schenen vergeten te zijn dat zij zich te Brugge, in de aloude Vlaamsche stad, bevonden, en het gansche feest een Franschen stempel droeg. Voor programma, plakkaten, ingangkaarten, de redevoeringen, cantate, gedenkpenningen, in een woord, voor alles werd uitsluitend Fransch gebruikt. De cantate, min eenige onvermijdelijke wijzigingen, schijnt dezelfde te zijn als 25 jaren geleden gebruikt werd ter gelegenheid der onthulling van het standbeeld van Simon Stevyn. De handelwijze van Brugge's regeering in deze omstandigheid mag voor den Vlaamschen landaard beleedigend worden genoemd.
Na de onthulling van het beeld, dat in wit marmer is, heeft de heer minister van binnenlandsche zaken het kruis van ridder der Leopoldsorde op de borst van Pickery gehecht. Eene welverdiende onderscheiding.
Memlinc staat recht; 't beeld is bewonderenswaardig door zuiverheid van lijnen. Voorover gebogen, schijnt Memlinc aan de schepping van een meesterstuk te mijmeren. De welgevormde handen houden het penseel en een palet; een van voren geopende mantel bedekt de schouderen en valt in wijde plooien zeer laag naar beneden. Achter den schilder, op het voetstuk, staat de rieve der H. Ursula.
De Vlaamsche School heeft, reeds in 1865, bladz. 37, de rieve of beenderkas van de H. Ursula, van Brugge, een der meesterstukken van Memmelinghe of Memlinc medegedeeld, alsook 's meesters afbeeldsel, blz. 38. Men is het nog altoos niet eens over de wijze waarop des kunstenaars naam moet geschreven worden. In het vermelde opstel, door ons medegedeeld in 1865, wordt de naam gespeld: Van Memmelinghe. Zoo staat hij ook in den catalogus van het Antwerpsch museum en schrijven hem de heeren Carton en Génard; de opzoekingen van den heer Weale (zie zijn werk, verschenen bij De Zuttere, Potmakersstraat, te Brugge) doen evenwel denken, dat de naam Memlinc moet gespeld worden.
Na de onthulling van het standbeeld had er een feestmaal plaats waaraan zestig personen deel namen; de heer burgemeester stelde heildronken in aan Z.M. den koning, aan de koninklijke familie en aan den minister van binnenlandsche zaken. De heer minister sprak in warme bewoordingen een heilgroet aan Brugge uit, en hing te dezer gelegenheid een schitterend tafereel op van het groot verleden der vrije gemeenten. Jammer maar, dat de heer Kervijn eene vreemde taal bezigde om den roem van Vlaanderen aan Vlamingen te herinneren. De heer Vrambout, gouverneur van West-Vlaanderen, dronk aan Pickery; hij ten minste sprak Vlaamsch tot den Vlaamschen beeldhouwer, die in krachtige bondige taal den hoogen ambtenaar antwoordde en dankte. Na hem sprak Emanuel Hiel, in den naam van den kunst- en letterbond van Brussel en stelde een heildronk in aan den heer gouverneur B. Vrambout. Het Memlincfeest eindigde dus zooals het hadde moeten beginnen, namelijk in het Vlaamsch.
Te dezer gelegenheid werden nog benoemd als ridders der Leopoldsorde de heeren: Van den Abeele, secretaris der academie van Brugge, Th. Canneel en Wallays, kunstschilders.