Men verzekert zelfs, dat men zich van geketende leeuwen en luipaarden bedient; dat, gedurende den tijd der proeve, het gewijde bosch weergalmt van een verschrikkelijk gehuil; dat men daar, in den nacht, groote vuren ziet, welke met eenen algemeenen brand schijnen te bedreigen. Heeft de candidaat alle proeven doorgestaan, dan wordt hij ter inwijding toegelaten. Vooraf, echter, moet hij zweren, dat hij al de geheimen zal bewaren, en dat hij, zonder eenige uitzondering, de besluiten der Purrah zal volbrengen. Wanneer een medelid van het verbond hetzelve verraadt, of er tegen in opstand komt, dan is hij den dood toegewijd en deze treft hem dikwijls zelfs in den schoot van zijn gezin. Terwijl de schuldige dit het minst verwacht, verschijnt bij hem een verkleed, gemaskerd en gewapend krijgsman en zegt tot hem: ‘De groote Purrah zendt u den dood!’ Op deze woorden neemt alles de vlucht; niemand waagt het den minsten tegenstand te bieden en het slachtoffer wordt vermoord.
Het Purrah-gerecht van elke volkplanting bestaat uit 25 leden en uit elk van deze bijzondere rechtbanken kiest men vijf personen, die gezamenlijk de groote Purrah uitmaken. De hooge Purrah bestaat dus ook uit 25 personen, die uit hun midden het opperhoofd benoemen. Eene bijzondere Purrah onderzoekt de misdaden, welke in haar district gepleegd zijn, beoordeelt dezelve, spreekt het vonnis uit en laat dit uitvoeren. Zij herstelt den vrede tusschen de vermogendste familiën en ruimt derzelver oneenigheden uit den weg. De groote Purrah vergadert alleen bij buitengewone gelegenheden, en spreekt het vonnis uit over dezulken die de geheimen der orde openbaren of derzelver uitspraak wederstreven. Doorgaans maakt zij ook een einde aan de oorlogen, welke niet zelden tusschen twee volkeren, die tot het verbond behooren, ontstaan. De groote Purrah vergadert in een onpartijdig district, en zoodra zij bijeen is, laat zij den oorlogvoerenden volken weten, dat zij niet kan dulden, dat menschen, die als broeders, vrienden en goede buren, met elkander behoorden te leven, elkanders landerijen verwoesten en elkanders woningen plunderen en verbranden; dat het tijd is, om aan deze gruwelen een einde te maken; dat de groote Purrah de oorzaken van den oorlog zal anderzoeken; dat zij intusschen begeert, dat dezelve zal ophouden, en beveelt, alle vijandelijkheden te staken. Het is een hoofdpunt van deze inrichting, dat, zoodra de groote Purrah bijeen is, om aan den oorlog een einde te maken, en tot den tijd, dat zij uitspraak heeft gedaan, geen krijgsman der met elkander strijdende districten een druppel bloeds mag vergieten; dit is zelfs op doodstraf verboden. Men wacht zich derhalve wel zorgvuldig, dit gebod te overtreden, en onthoudt zich van alle vijandelijkheden. De hooge rechtbank blijft eene maand lang vergaderd, en doet nauwkeurig onderzoek, welke der partijen den aanval heeft gedaan, of de schuld van den oorlog is. In dien tusschentijd roept zij tevens zooveel krijgslieden
van het algemeen bondgenootschap bijeen, als noodig is, om haar besluit ten uitvoer te brengen. Wanneer zij eindelijk genoegzaam berichten ingewonnen, en alles nauwkeurig overwogen heeft, doet zij uitspraak, en veroordeelt de schuldige partij tot eene vierdaagsche plundering. De krijgslieden die dit vonnis moeten uitvoeren, kiest men uit de onzijdige districten. In den nacht trekken zij op uit de plaats, waar de groote Purrah zich bevindt. Zij zijn alle verkleed, en hun gezicht is met een leelijk masker bedekt; zij zijn met brandende fakkels en dolken gewapend; zij verdeelen zich in benden van 40, 50 of 60 man, en vallen alle, onverwacht en voor het aanbreken van den dag, in de districten, waar zij, met een verschrikkelijk geschreeuw, het vonnis van de groote Purrah uitroepen. Bij hunne aankomst nemen allen, mannen, vrouwen, kinderen en grijsaards de vlucht; alle verbergen zich in hunne hutten, en bijaldien iemand op het veld, op de straat of op eenige andere openbare plaats wordt gevonden, wordt hij gedood of weggesleept, en men hoort nimmer iets van hem. De opbrengst van zulke plunderingen verdeelt men in twee deelen, het eene geeft men aan de beleedigde partij, het andere aan de groote Purrah, die het met de krijgslieden deelt, welke haar vonnis hebben ten uitvoer gebracht. Dit is het loon voor hunnen iever, hunne gehoorzaamheid en trouw.
Wordt de eene of andere familie in de volkplantingen, welke onder de Purrah staan, al te vermogend en geducht, dan komt de groote Purrah bijeen, en veroordeelt zulke familie bijna geheel tot eene onverwachte uitplundering, welke des nachts, en altijd door gemaskerde personen, wordt uitgevoerd. Indien de opperhoofden van zulke gevaarlijk geachte familie weerstand bieden, worden zij gedood of weggesleept en diep in een der gewijde en eenzame bosschen gebracht, waar de Purrah hen, om hunne wederspannigheid, veroordeelt, en zij verdwijnen bijna alle voor eeuwig.
Men gelooft dat het getal der ingewijden en tot de Purrah behoorende krijgslieden uit meer dan zes duizend bestaat; ondertusschen worden de wetten en geheimen van dit bondgenootschap door de talrijke leden, die elkander door woorden en teekenen verstaan en kennen, streng opgevolgd en bewaard.