De goede stiefmoeder. (Uit het dierenrijk.)
De jonge Veit Becker, nabij het Gonsenheim, een uur van Mainz, had in het jaar 1796 in het veld twee nog zeer jonge haasjes gevangen, en bracht zijn buit vroolijk huiswaarts. De knaapdacht, dat het hem gemakkelijk zou vallen de haasjes met melk op te brengen; doch alle moeite om hen tot drinken te brengen was te vergeefs. Toen kwam de oude Becker op het gelukkige denkbeeld de kat, die men een paar dagen geleden hare jongen ontnomen had, de zorg voor de haasjes op te dragen. Dit gelukte boven alle verwachting: de kat, hoewel de geboren vijandin van alle knaagdieren, nam de beide vondelingen aan en verzorgde hen, tot zij voor zichzelven konden zorgen, met liefde en trouw. Bij het groote verschil in leefwijze tusschen moeder en aangenomen kinderen, kon het niet ontbreken aan eigendommelijke familietafereelen, die de kat voortdurend in verlegenheid brachten. Zoo konden de ontaarde kinderen volstrekt niet besluiten, om vleesch te eten en eene hun door de moeder gebrachte muis werd door hen met de grootste onverschilligheid behandeld. Zij toonden niet den minsten aanleg voor de jacht, doch daarentegen veel lust om hunne maag voortdurend met klaver, groente en andere ruwe plantenstoffen te vullen, hetgeen de moeder dikwijls met ware ontzetting vervulde.
Daar de haasjes vrij in huis rondliepen en tot nog toe geene poging hadden in het werk gesteld om te ontsnappen, meende de jonge Veit hun wel eens den voorsmaak der vrijheid te mogen geven, een artikel, dat toen uit Frankrijk druk werd ingevoerd. Voorzichtigheidshalve bond hij hun echter aan een touwtje vast, en bracht hen in het veld. Daar beviel het hun echter zoo goed, dat zij zich losrukten en alle pogingen van den knaap, om hen weder meester te worden, te leur stelden. Doch de kleine Veit wist zich te redden. Hij liep naar huis, pakte de kat op en droeg haar in het veld, waar hare kinderen zich in het genot der vrijheid verheugden. Nauwelijks had de kat hare pleegkinderen gezien, of zij deed hare roepstem hooren, en ziet, onmiddellijk kwamen de jonge haasjes aangesprongen en volgden vroolijk spelend hunne stiefmoeder huiswaarts.
Van dit oogenblik werden de haasjes echter zorgvuldig opgepast, en nadat zij, door rijkelijk voedsel, spoedig hun vollen wasdom bereikt hadden, achtte de oude Becker het geraden hen te dooden en op de markt te brengen.