De Vlaamsche School. Jaargang 17(1871)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Werken. Alles noopt ons tot het werken, of ook de arbeid licht of zwaar is; Van zoohaast de zonne opstaat tot zoolang het dag en klaar is: 't Werk veredelt en bezaligt gansch de schepping, zee en land, En vereenigt 't heele menschdom in een heilgen broederband. Werken is gelooven, hopen en beminnen: hemellichten, Die der Maatschappij de wetten, orde en trouwe zeden stichten; In den kring, waar 't werk den staf voert, woont de liefde, woont de vreugd, Zingenot heeft daar geen intrek, maar alleen én plicht én deugd. Moedig werken steunt der ziele vrome lust en stil genoegen, Aan het wezen geeft het glanzen, frisscher dan ooit bloemen droegen; Moedig werken drijft verveling uit het ongezellig hart; Lijf en leden geeft het sterkte en verduring in de smart. Zie het bieken, dat zoo naarstig uit der bloemen geurge kelken Honig zuigt en zoeten nooddruft, eer die plantjes gaan verwelken; En als 't korfje dan gevuld is vóór de naakte winter koomt, Leeft het onbekommerd, wen het weer van jongre bloemen droomt... [pagina 4] [p. 4] Heerlijk voorbeeld voor den mensch, die tijdens zijne zomerjaren, Zwoegen moet, om, als de herfst komt, rijpen voorraad te vergaren; Om, wanneer des levens avond 't lichaam alle kracht ontzegt, 't Loon veur 't jeugdig zweet te nutten, eer hij 't hoofd te rusten legt. Charleroi, November 1870. Victorien Van de Weghe. Vorige Volgende