Windroer of windgeweer.
Dit tuig bestaat uit eenen hollen ijzeren kolf, in welks binnenste men lucht perst tot eene drukking acht- of tienmaal grooter dan die des dampkrings; eene klep belet dat de ingeperste lucht ontsnappe. Men vijst op den kolf eenen ijzeren loop, waarin men eenen kogel laat vallen. Alsdan behoeft men de klep een oogenblik te openen, bij middel van eenen trekker, om een gedeelte der geperste lucht te laten ontsnappen, welk gedeelte lucht den kogel dan voor zich wegdrijft. De klep sluit op nieuw zoohaast men den trekker loslaat. Met een windroer kan men achtereenvolgend en zonder nieuwe lading verscheidene malen schieten.
Dr F.-J. Matthyssens.