De Vlaamsche School. Jaargang 16(1870)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende De booze alleen schrikt en beeft. De dag is daar, en 't dauwend dropje, Dat bobbelt op der planten knopje, Lacht en blinkt; De kimme domt van lichtgewemel, De leeuwrik stijgt tot aan den hemel, Looft en zingt. Hoe stikkend blaakt de middagzonne, Die veld en woud als milde bronne Overstroomt: De vogel zwijgt in 't loof verborgen, Het menschdom denkt aan last en zorgen, Hoopt en droomt. Maar de avond valt, de starren pronken, Die als miljoenen oogjes lonken Uit de lucht; Bij 't ritselen van 't boomgebladert, Een hartje zoekt een hart dat nadert, Mint en zucht. De dag is om, 't wordt middernachte Die uit der klokke als weemoedsklachte Valt en sneeft; De booze, alleen met zijn geweten, Gedenkt den dag door hem gesleten, Schrikt en beeft. Victorien Vande Weghe. Vorige Volgende