Van der Ouderaa, Een voortreffelijk geneesheer (voorstellende eene ziekelijke juffer en een heer, haar geliefde, die, om haar wat op te vroolijken, de guitaar bespeelt), aangekocht door den heer Eduardo Gomez, Zubiria van Madrid; A.-S. Verhoeven-Ball, twee sterkwaterplaten: Repetitie van het compliment voor het feest, De familie van den vrijschutter; A. De Keyser, Een namiddag, goede schilderij; R. Montgomery, Het dorp Bazailles (Sedan) na den brand, zeer verdienstelijke schilderij, jammer dat zij niet met figuren gestoffeerd is.
- De heer A. Fernau heeft een lied uitgegeven ten voordeele der Belgische militianen, die onder de wapens geroepen werden. De woorden van dit lied zijn van den heer de Graaff, de vrije vertaling van Gustaaf Lagye. Het lied, getiteld Kent gij dat land? is te bekomen bij de heeren Possoz, Rummel, Odufré, Baggerman en Scheefhals, te Antwerpen.
- In de hoofdkerk heeft men in den muur der Ste-Ursulakapel een roosvormig raam ontdekt, dat sedert jaren was toegemetseld en welk men gaat herstellen; de kunstschilder L. Hendrickx is met de teekening en A. Stalins en Cie met de glasschildering belast.
Brussel. - Er is eene commisssie bij koninklijk besluit ingesteld, gelast de vraagstukken te onderzoeken, betrekkelijk de oprichting van een gebouw, bestemd voor nationale tentoonstellingen van schoone kunsten en nijverheid en voor het houden van muziekfeesten en openbare plechtigheden. De leden der commissie zijn de heeren Anspach, burgemeester van Brussel, voorzitter; Tielemans, eerste voorzitter aan het hof van beroep en gemeenteraadslid; Wellens, voorzitter der koninklijke commissie van monumenten; Balat en Beyaert, bouwmeesters; Portaels, schilder; Samuël, toonzetter; Bellefroid, algemeen bestuurder aan het departement van binnenlandsche zaken; Lavallée, bestuurder aan het departement van openbare werken en Adolf Van Soust de Borckenfeld, opziener der schoone kunsten.
Leuven. - De heer Paulus Alberdingk Thym, leeraar aan de hoogere burgerschool te Maastricht, is benoemd als leeraar van Nederlandsche taal- en letterkunde, bij de Leuvensche hoogeschool.
Gent. - De kunstschilder L. Tijdgadt heeft in de voorzaal der hoogeschool een godsdienstig tafereel tentoongesteld, verbeeldende den Marteldood van de heilige Barbara, bestemd voor de kerk van Sonneghem. Men spreekt met veel lof over dit tafereel. Het schijnt aangenamer en vaster van kleur te zijn, dan de stukken, door Tijdgadt te Antwerpen tentoongesteld. De beeldhouwer Karel De Kezel had in dezelfde zaal een pleisteren borstbeeld en twee medaillons tentoongesteld. Deze laatste vooral werden door de Gazette van Gent geprezen.
Brugge. - In de hoofdkerk van Brugge heeft men het groot raam in ojivalen stijl hersteld, onder de leiding van den provincialen bouwmeester P. Buyck, die er de uitvoering van had toevertrouwd aan den heer P. Van Poelvoorde, steenhouwer.
- De schilderingen, ontdekt in de grafstede, op bladz. 130 vermeld, zijn als volgt samengesteld: aan het hoofd van het graf ziet men Christus op het kruis tusschen de H. Maagd en Sint-Jan; aan den voet de H. Maagd gekroond, zittende tusschen twee kandelaars op drie voeten, en het kind Jezus rechtstaande op hare linkerknie. De zijmuren zijn versierd met bruine geklaverde kruisen en roode vijfbladeren, te midden eenen engel in blauw gewaad, die wierookt, gekeerd naar het hoofd van het graf. Nevens de engelen is er een schild geteekend. Volgens de blazoenen, zouden de begravene personen zijn: Rogier Van der Straten, gestorven in 1335, zijne vrouw en hun kind Rogier.