Citta Leonina.
De Citta Leonina of wel het gedeelte van Rome, waartoe het wereldlijk gebied van den Paus thans is beperkt, is eene schepping van Paus Leo IV, aan wien ze dan ook haar naam, dien ze reeds meer dan 1000 jaren draagt, ontleent. Toen keizer Aurelianus, zegt de geschiedschrijver Gregorius, Rome van een ringmuur voorzag, bleef die streek er buiten gesloten. Ook zelfs later, toen er eene kerk, aan St-Pieter gewijd, benevens kloosters en gasthuizen waren opgericht, had geen der Pauzen er aan gedacht die plek binnen de muren te trekken. Eerst Leo III vormde daartoe het plan, en had hij 't volbracht, dan ware de basiliek niet door de Saracenen ontwijd. Het werk, door hem aangevangen, geraakte op den achtergrond, en de reeds bijeengebrachte materialen werden door de Romeinen tot andere doeleinden aangewend, totdat Leo IV het plan weder met kracht aangreep enten uitvoer bracht. Hij werd daarbij met geld ondersteund door keizer Lotharius.
Het werd aangevangen in 't jaar 848 en voltooid in 852. De tufsteenen-muren kregen eene hoogte van 40 voet en eene daarmede overeenstemmende dikte; ze werden versterkt met 74 zware torens. Uit den ronden hoektoren op de hoogte nabij het Vaticaan kan men nog heden het metselverband leeren kennen. Drie poorten sloten de nieuwe stadwijk af, te weten eene in den muur nabij den Engelenburg, Posterula S. Angeli geheeten, eene grootere nabij de kerk St-Peregrino, en daarnaar genoemd Porta S. Peregrini, later Viridaria, Porta Palati en St-Petri. De derde poort verbond de nieuwe wijk met Trastevere; zij droeg den naam van Posterula Saxonum en stond op dezelfde plaats, waar thans de Porta di S. Spirito staat. Zooals reeds is gezegd, zijn er nog overblijfselen van dien ouden ringmuur te zien, doch vooral in de laatste tijden zijn door verschillende oorzaken, waaronder ook het aanleggen van bastions, gedeelten er van weggeruimd.