Quinten Metsys.
Leuven, 25 September 1870.
III.
Brief aan den heer P. Génard, archivist der stad Antwerpen.
Waarde ambtgenoot en vriend,
Uw brief van 30 Augusti wederlegt geen enkel punt van mijn eerste schrijven, en de nieuwe punten welke gij er in aanraakt zijn in mijn tweede schrijven reeds beantwoord. Ik was dan ook voornemens uwen brief onbeantwoord te laten. Daar men echter mijn stilzwijgen in een verkeerden zin zou kunnen uitleggen, wil ik u andermaal toonen hoezeer uwe ‘plaatselijke vooringenomenheid’ u alweer van de rechte baan heeft afgebracht.
Gij zegt dat de getuigenis van Guicciardini ‘niet in de weegschaal kan gebracht worden met die van Lampsonius, welke ouder is, maar vooral met die van den schranderen van Mander, om van geene andere te gewagen.’ Zoovele regelen, zooveel onzin. Vooreerst de getuigenis van Lampsonius is niet alleen jonger dan die van Guicciardini, maar zij is in 't voordeel van Leuven (zie de 2de uitgave van het werk van Vasari), en ten andere, wanneer men ze in betrekking stelt tot de tweede, moet zij natuurlijker wijze er voor in waarde onderdoen.
Wat mij wel het meest heeft verwonderd, is uw beroepen op van Mander. Een weinig meer bescheidenheid, als het u belieft! Hoe, mijn waarde vriend, om eene stelling staande te houden, die niet staande te houden is, doet gij den ouden meester iets zeggen waaraan hij nooit gedacht heeft! Dit is te grof!
Van Mander was, ja, een nauwgezet man. Wanneer hij wel wist dat een kunstenaar in deze of gene plaats het licht ontving, gebruikte hij steeds het woord geboren. Het is bij hem een stelregel. Ik ga het u toonen. Van Jan van Eyck gewagende, zegt hij dat de meester ‘is geboren geweest te Maeseyck.’ En wilt gij zien hoe hij dezen regel volgt? Ziehier eenige voorbeelden genomen uit zijn boek: ‘Albrecht Durer, den welcken is geboren geweest tot Norenburch.’ - ‘Cornelis Engelbrechtsen... was geboren binnen der stad Leyden.’ - ‘Lucas van Leyden... was geboren binnen Leyden.’ - ‘Jan den Hollander geboren t' Antwerpen.’ - ‘Jerominus Bos... is geboren geweest tot 's Hertogen Bosch.’ - ‘Cornelis Cornelisz... was geboren te Leyden.’ - ‘Jan van Calcker... is geboren in 't land van Cleef, in de stad Calcker.’ - ‘Aelst... de geboorteplaats van... Peeter Koek.’ - ‘Joachim Patenier geboren te Dinant.’ - ‘Henryck met de Bles... geboren niet wyt van Dinant, tot Bovines’ (van Mander, uitgave van 1603).
Die voorbeelden zijn klaar en duidelijk, niet waar? Hewel, mijn waarde, wat schrijft nu van Mander over onzen Quinten? Ziehier: ‘Quintyn Messys, schilder van Antwerpen, den welken word geheeten den Smit, omdat hij eerst is geweest een Smit tot zyn twintigh jaren, daeraen sommige 't onrecht noch thien jaren toegedaan worden’ (fo 215). Waar staat hier het woord geboren, gelijk in de door mij aangehaalde plaatsen? Nergens niet waar? Door de woorden ‘Quintijn Messys, schilder van Antwerpen’ laat hij bloot verstaan, dat de meester te Antwerpen geleefd heeft, en zulks wordt door niemand betwist.
Had ik u niet verklaard, dat gij den ouden van Mander iets hebt willen doen zeggen, waaraan hij nooit heeft gedacht?
Waarom zulke middelen gebruiken?... En dan, ingeval die getuigenis in het belang van Antwerpen was, wat waarde zou zij hebben? Guicciardini schreef te Antwerpen in 1560; van Mander te Haarlem in 1603!!!
Gij schrijft: ‘heeft de geleerde Kramm, in zijne levensschetsen der Nederlandsche kunstenaars, van Andreas Cornelis Lens geene twee persoonen gemaakt... en heeft de gekende kunstcriticus von Reichensperger, in schilders leven van den befaamden Leys, niet de zoon eens bakkers gemaakt?’ Hoe kunt gij toch met zulke voorbeelden optreden? Kramm die te Utrecht over Lesn, van Brussel, en von Reichensperger die, te Dusseldorf, over Leys, van Antwerpen, schrijven, tegen Guicciardini, die te Antwerpen over eenen inwoner van Antwerpen handelt! Zijn hier punten van vergelijking? En denkt gij dat deze schrijvers, in de gelegenheid zijnde waarin Guicciardini geweest is, namelijk van verbeterde en vermeerderde uitgaven hunner gewrochten te kunnen laten drukken, de aangehaalde misslagen niet zouden doen verdwijnen? Zulks lijdt geen twijfel, niet waar?
‘Jan Massys II alias Quintens, zegt gij, die zich met de hervorming bezig hield... had andere zaken te beridderen dan zich met de getuigenis eens Guicciardini's bezig te houden.’ Wat weet gij er van? Geen letter, niet waar! Die man woonde te Antwerpen te gelijk met Guicciardini. Deze schrijver getuigt het in volle letters. Vast hebben ze elkander gekend en gesproken. Guicciardini was te zeer met de schilderkunst ingenomen; om te veronderstellen dat hij met Jan Metsijs in geene betrekkingen zou geweest zijn.
Gij zegt nog: ‘Omtrent de akten van 1508 en 1511, treedt gij... op eenen grond waarop ik u noch kan noch mag volgen. De costumen van Antwerpen beantwoorden uwe vragen in mijne plaats.’
De costumen van Antwerpen zijn de regel, doch sedert wanneer zijn er geene regels zonder uitzonderingen meer? Reeds heb ik u getoond, dat een uwer oorkonden in volle tegenstrijdigheid met uwe costumen is. De Antwerpsche costumen hebben hier niets te stellen.
Gij schijnt eenigen twijfel te hebben omtrent het woord ‘vrienden,’ in de beteekenis van ‘bloedverwanten’ gebruikt in de bekentenis van Catherina Metsys, vrouw van Jan Beyaert, beeldhouwer te Leuven, in 1543. Ik heb hier eene akte voor de hand, welke u daaromtrent volkomen zal geruststellen. Ziehier eene brok uit deze akte: ‘Om te comen totter soenigen en reconsiliatien van den ongevalle geperpetreert by Thomas vander Kerssen, in den persoon van Symon de Vleeschouwer, zaliger gedachten, in presentia, heeft de voers. Thomas vander Kerssen gelooft Jeannen de Vleeschouwer, oudste broeder des voers. aflyvigen, en Janne de Vleeschouwer, den ouden, zyn vader, tot behoef van den selven aflyvigen te doen ende volbrengen de poincten ende conditien hier nae bescreven.... ende tot gedenckenisse der zielen sal de selve Thomas doen maecken een