belangrijker werken gezien, dan zijn groot tafereel: Vertroosting in het lijden: een arm ziekelijk meisje, op eene hoeve aangekomen, wordt door twee kinderen, den jongen en het meisje van den boer, met melk gelaafd. Hoezeer schoon van kleur en vol waarheid, is de samenstelling niet gelukkig. De laatste blik (aan liet vaderland gegeven) hebben wij niet gevonden.
C. Hue, van Parijs. De Verjaardag, alhoewel niet nieuw als gedacht, is toch schoon: op den eersten verjaardag van den dood haars mans, wiens bekroonden helm onder zijn afbeeldsel prijkt, brengt eene weduwe hem een bloemoffer. De witte voorschoot van het kind der weduwe, schaadt aan de werking van het geheel der schilderij, die voor de trekking is aangekocht.
Onze anders verdienstelijke J.-B. Huysmans is met zijne Moorsche badzaal niet gelukkig.
A. Jernberg, van Dusseldorp. Eene geestig geschilderde Keuken. Ook zijn stadgenoot H. Sonderman, is met eere in de pronkzaal vertegenwoordigd.
J. Impens, van Schaarbeeck. De Jonge zieke is een goed tafereel, maar nog schooner is dat, getiteld de Morgen: eene moeder bespiedt den rustigen slaap harer twee kinderen. Slechts mist het bed wat aan diepte en zijn de stoffen (kleeren der moeder, kleergoed op den stoel en beddegoed) te eentonig geschilderd. Een weinig meer kleur, zou het geheel veel doen winnen.
L. Goupil, van Parijs. Twee tafereelen; Het verlaten van het gasthuis is gevoelvol behandeld, al zou men het dan ook de ‘aankomst in het gasthuis’ kunnen heeten. Behalve eene overheersching van onaangenaam blauw-grijs in den toon, is 't eene fraaie schilderij. (Aangekocht voor de trekking.) De laatste les (van Lodewijk XVI aan zijnen zoon), is eigenaardig van toon, maar laat veel te wenschen als teekening.
O. Grundmann, een Duitscher, te Antwerpen woonachtig, stelde een zeer aangenaam tafereel ten toon: Een kind dat goudvischjes te eten geeft. Aangekocht voor de trekking.
J.-L. Hamon, van Parijs. De droefgeestigheid is goed als gevoel en uitdrukking, maar diende wat krachtiger van kleur te zijn.
H. Heger, een Duitscher, te Antwerpen woonachtig. De Eetzaal van Hendrik Leys, is zorgvuldig weergegeven, maar toch geven wij de voorkeur aan de Kamer van het huis Freedenhagen te Lubeck, die wij reeds in 1869 op de Brusselsche tentoonstelling bewonderen mochten.
G. Henkes, te 's-Gravenhage. De Vooravond van zijn feest: een heiligenbeeld dat men in eene kerk aan 't versieren is. Het beeld, de versieringen de versierders bevallen ons wel niet veel; maar het doorzicht in de kerk is uitmuntend.
H. Ewers, van Dusseldorp, is vol geest in zijn tafereel de Goede voorzegging, gedaan aan een jeugdig meisje, die te raden is gekomen bij eene kaartzienster. De oude vrouw is treffend afgemaald; de naïve uitdrukking van het meisje is allerbest; maar het wezen en de armen zijn niet vleezig genoeg.
Th. Gide, van Parijs. Twee zeer schoone tafereelen. Vooral de Jongensschool is meesterlijk behandeld; zij getuigt van een opmerkzamen geest. Men ziet in de school leerlingen van alle slag, naar het leven afgemaald: stil werkzamen, overvliegers, luierikken, plaagduivels, enz. De schoolmeester is eene goede figuur. Onnoodig te zeggen dat de bezoekers der pronkzaal voor dit stuk blijven staan.
E. Gobbaerts, van Antwerpen. Mist vastheid van teekening en schildering in twee niet onverdienstelijke tafereelen, Het logementsbiljet en de Spaansche cantien.
C. Eechaut, van Brussel, schilderde twee rijk gestoffeerde onderwerpen: eene Bruiloft in de XVIIe eeuw en eene Tentoonstelling van schuttersprijzen. Beide vereischen echter wat meer rustpunten als samenhang van kleur.
Henri Dillens, van Brussel, is onwaar als kleur in zijn tafereel Bij vader Cassander, hoeveel geest van opvatting er anders ook in speelt.
A. Dillens, van Brussel, belooft een goed schilder te worden, ten minste hij heeft een rijk palet; maar hij moet trachten waarheidvoller te zijn als kleur en de teekening meer bezorgen.
L. Dansaert, een te Parijs gevestigd Vlaming, geeft ons eene verkooping van kunst en oudheden in de 18e eeuw te aanschouwen, die wat grijs als algemeene toon en eenigszins vlok geschilderd is, maar overigens aanbevelenswaardige hoedanigheden bezit. De kijkers en liefhebbers die zich in de koopzaal verdringen zijn eigenaardig en schrander afgemaald. Zij leven, zij bewegen zich in ongemaakte houdingen, ieder volgens zijnen doen, ieder gehoorzamende aan de drijfveer die hem naar de tentoonstelling lokte.
F. De Braekeleer, van Antwerpen, is zeer aardig in zijne tentoongestelde Antwerpsche kermis, welke geheel in den trant des meesters behandeld en geschilderd is.
A. De Braekeleer, van Antwerpen, is niet gelukkig met zijn tafereel getiteld de Politiek; alles schijnt te veel uit het hoofd gedaan; men beschouwe slechts, om één voorbeeld aan te halen, de laarzen van den man, die de hoofdfiguur vormt: daar kunnen geen beenen in.
Henri De Braekeleer, van Antwerpen. Bravo! dat is ons een waar genoegen, dat heet vooruitgang maken. Dezes tafereelen bewijzen eenmaal te meer, van hoeveel belang het is, de natuur tot gids te nemen. De Inkoom der Sint-Pauluskerk is zeer schoon; zij werd aangekocht voor de trekking. De Afwachting, is ook zeer verdienstelijk, als kleur, maar wat onbeduidend als onderwerp. De schilderij die ons, over 't geheel, het meest bevalt, is het tafereeltje, Een lezer voorstellende. Ook als kleur is dit stuk een beroemder meester waardig. De twee laatstgenoemde schilderijen waren verkocht voór zij in de tentoonstelling kwamen.
Frans Meerts, een oud leerling der academie van Antwerpen, die eenigen tijd in Rome verbleef, heeft drie goede stukken tentoongesteld. Daags voor Sint-Franciscus is eigenaardig, ofschoon een weinig charge: men ziet de keuken van een kapucijnerklooster; de paters hebben een eendvogel en keur van groenten ten geschenke gekregen en watertanden terwijl zij ze beschouwen. Een der paters wikt den eendvogel, terwijl de keukenbroer aan de stoof bezig is. - De Marteling van den H. Joannes Nepomucenus schijnt ons vuil van toon en kleur, die beter zijn in Oom en neef, welk laatste stuk aangekocht werd voor de trekking.