De Vlaamsche School. Jaargang 16
(1870)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijPetrus Huyssens, bouwmeester.De Dietsche Warande, deel IX blz 138 en volgende, gedenkt een tot nog toe weinig gekend Nederlandsch bouwmeester, in eene bijdrage van den eerwaarden heer H.-J. Allard, priester, waaraan wij het volgende ontleenen: De bouwmeester br. Petrus Huyssens werd in 1577 te Brugge, de aloude hoofdstad van Vlaanderen, geboren. Zijn vader was een ‘meester metser’ aldaar; en de zoon schijnt aanvankelijk niet hooger gestreefd te hebben dan de eerzame vader. Na een geruimen tijd zijn ambacht loffelijk te hebben uitgeoefend, trad Petrus ten jare 1598 als leekebroeder in de societeit van Jezus. Terwijl hem daar, in een ander huis zijner orde, door de overheid den last was opgedragen, een waakzaam oog te houden op de metselwerkzaamheden, ontdekte men ter goeder ure zijn buitengewonen aanleg voor eene reeds niet geringe bekwaamheid in de bouwkunst: men ontdekte ze uit de schetsen en teekeningen, waarmede hij nu en dan zijne schriftelijke bevelen aan de werklieden deed vergezeld gaan. Diensvolgens ontving hij het gebod, zich geheel en onverdeeld ad majorem Dei gloriam toe te leggen op de studie der bouwkunst, waarin hij spoedig zoo ervaren bleek te zijn, dat hij de bewondering wekte van velen. Dat kwam den kunstlievenden aartshertogen Albrecht en Isabella, ter oore. 't Is overbekend: onder hunne gezegende regeering, ‘werd op groote schaal de kunst en nijverheid van bouwmeester, beeldhouwer, schilder, borduurwerker, goudsmid, plaatsnijder, leder-, laken-, wol- en zijdebewerker ten dienste der kerken vruchtbaar gemaakt en nog heden getuigen de kunstwerken van België van den bezielenden invloed door de aartshertogen op de kerk en kunst aldaar geoefend.’Ga naar voetnoot1 Van 't verborgen talent des zedigen kunstenaars meenden Albrecht en Isabella partij te moeten trekken, en, onder toestemming zijner oversten, zonden zij broeder Huyssens naar Italië, om er de marmersoorten uit te kiezen en aan te koopen, die zij destijds in zulk een overvloed van noode hadden ‘voor de drie honderd kerken, welke door de aartshertogen bizonder begiftigd of vercierd’ of gesticht zijn op Belgischen bodem.Ga naar voetnoot1 Men begrijpt het, broeder Huyssens maakte zich de gunstige gelegenheid ten nutte, om de voornaamste monumenten van Italie te bezichtigen, te bestudeeren en later te copieeren. Na de kunstkweekende lucht der heerlijke Italiaansche landen te hebben ingeademd, keerde hij in de Zuid-Nederlanden terug en bouwde, onder medewerkingGa naar voetnoot2 van anderen, de kerken zijner orde te Namen en te Brussel.Ga naar voetnoot3 Het eerste - niet het voortreffelijkste - godsgebouw, waarvan hij zelf het ontwerp leverde, was de Jezuïetenkerk te Maastricht, heden de schouwburg dier stad. Doch weldra werd onzen kunstenaar eene edelere en grootschere taak opgedragen. Van de prachtige, door pater Aguilon ontworpen, Jezuïetenkerk te Antwerpen, was in 1615 de eerste steen gelegd door bisschop Jan van Maldere,Ga naar voetnoot4 doch de ontwerper, met de uitvoering van zijn eigen plan gelast, stierf reeds den 20n Maart des jaars 1617. Nu trad br. Huyssens in zijne plaats op, leidde grootendeels de werkzaamheden en voerde ze gelukkig ten einde in 1621. Onder andere maakte hij het plan van den sierlijken toren, dien hij volgens eigen voorschriften deed optrekken. Het samenwerken aan de prachtige Sint-Ignatiuskerk met de schilders Gerard Seghers en Cornelis Schut, met Pieter Rubens en Antonie van Dijck, met zijn kunstvaardigen beminnelyken ordegenoot in 't Antwerpsche professiehuis, br. Daniël Seghers, zal wel niet weinig hebben bijgedragen tot volmaking van zijn talent en tot loutering van zijn kunstmaak. - In 1613 werd hij coadjutor formatus. Nog vind ik van br. Huyssens vermeld, dat hij de ontwerper en bouwmeester geweest is der Jezuïetenkerk te Brugge, zijne vaderstadGa naar voetnoot5. Eindelijk schreef de heer August van Lokeren, oud-schepen van Gent, in den Messager des sciences historiques. November 1864, pag. 384, de volgende belangrijke aanteekening, betrekkelijk onzen kunstenaar: ‘Nous avons rencontré dans un des nombreux manuscrits de cette abbaye (l'abbaye de St-Pierre; du Mont Blandin, à Gand) la mention du contrat, arrêté le 14 Décembre 1644, pour la construction de la nouvelle tour de cette église, avec Maître Liévin Vander Gracht, pensionnaire de l'abbaye (ten pensioene van desen cloostere). Dans la pensée que ce maître pourrait être l'architecte de ce monument,Ga naar voetnoot6 nous avons fait bien des recherches, restées infructueuses jusqu'ici, pour retrouver cette convention qui aurait pu jeter quelque jour sur cette question; quand il y a quelques jours, en feuilletant des comptes généraux de cette abbaye, nous avons eu la chance de jeter les yeux sur un article d'un compte de 1627, qui lève le voile mystérieux qui a couvert pendant au delà de deux siècles le nom de l'illustre artiste, qui a conçu ce noble monument dans les proportions les plus sveltes de l'art grec. | |
[pagina 61]
| |
Hâtons-nous de le dire: à la page 138 du susdit compte, on lit: Item betaelt aen Mter PIETER HUYSSENS, INGENIEUR VAN HET MAECKEN VAN DE NIEUWE KERCKE, over reisgeit ter cause van dien, met voyagien by hem ghedaen in de affairen van de voorschreven kercke, blyckende by seven quitantiën, de somme van 47 ponden, 6 schellingen 8 grooten. Enfin on sait que Pierre Huyssens est l'architecte-ingénieur de ce temple. On peut donc rendre hommage à son éminent tatent dans une de ses plus belles oeuvres.’ Br. Huyssens, dien de kunstgeschiedschrijvers Goetghebuer en Van Lokeren niet schromen aan te duiden als geplaatst ‘à la tête des architectes de son époque,’ stierf in zijne geboortestad den 6n Juni des jaars 1637. De meeste gedenkteekenen zijner kunstvaardigheid schuilen nog wel in 't duister. |
|