De Vlaamsche School. Jaargang 16
(1870)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijDésiré Delcroix.Thans bureeloverste in het departement der binnenlandsche zaken, afdeeling der fraaie letteren, kunsten en wetenschappen, werd te Deynze geboren den 12n September 1823. - Zooals de meeste Vlaamsche mannen van verdienste, genoot hij slechts het middelbare onderwijs en vormde later zich zelf als schrijver, denker en administrateur. Opgewekt en vooruitgedreven door de Vlaamsche beweging, stichtte hij, nog zeer jong zijnde, in zijne vaderstad een Vlaamsch letterkundig genootschap. Zijne betrekkingen riepen Delcroix te Gent, waar hij weldra een der ieverigste leden van het gezelschap De taal is gansch het volk werd. Toen de jonge man over een twintigtal jaren als onderwijzer in Brussel kwam, vergat hij in de verfranschte hoofdstad de moedertale niet, maar beoefende haar niet alleen met liefde en welgelukken; hij bleef ook strijder voor hare rechten, werkte onophoudend in het Vlaamsch middencomiteit, in de Morgendstar, in het Letterkundig genootschap en in de Vlamingen vooruit, om liefde voor het miskende volk uit te lokken en aan dit Vlaamsche volk het gevoel van eigenwaarde en grootheid in te boezemen. Veel sprak hij daarvoor, veel schreef hij daarvoor in den Klauwaert en in andere Vlaamsche organen. Wij gelooven, dat in dien lastigen strijd Delcroix veel tijd en kracht | |
[pagina 45]
| |
opofferde, die hij zou hebben kunnen besteden op het letterkundig gebied; want zijne twee romans Geld of Liefde en Morgend, Middag en
Avond, in het Hoogduitsch en in het Fransch vertaald, getuigen dat hij geroepen was om eene der eerste plaatsen in de rij der Nederlandsche schrijvers te bekleeden. Vrij zijn zeker die romans niet van Conscience's invloed, doch welke werken destijds hebben den invloed des genialen mans niet ondergaan? Versterkende invloed, inderdaad, die zoovele harten opende voor de liefde tot het reine, schoone, in zoovele geesten het licht wierp dat ons volk eens zal doen ontvlammen en zegepralen. Nogtans Delcroix heeft als schrijver zijn eigen coloriet, dat heviger is dan Conscience's. In de handeling en leiding zijner verhalen is hij zoo ervaren niet als de meester, maar in zijne schilderingen breeder en misschien dieper in zijne wijsgeerige beschouwingen, waarmede hij nog al kwistig is. Wij zijn niet voornemens eene levensschets en eene studie der werken te leveren des heeren Delcroix, maar dikwils hebben wij zijne romans gelezen en herlezen en telkens voelden wij spijt omdat die pen rust, omdat wij sedert jaren niets meer van hem te zien krijgen. Het is een waar verlies voor onze kunstbeweging. Wij gelooven dat het niet ongepast zal wezen, hier in te lasschen een uittreksel uit het proces-verbaal der bestuurvergadering van 16 Mei 1854 van het Vlaemsch midden-comiteit, ten voordeele van welke inrichting de roman Geld of Liefde uitgegeven werd, waaruit de belangloosheid des schrijvers blijkt: ‘De roman, dien de heer Delcroix ten voordeele des Midden - Comiteits uitgeven wil, schijnt ons onder alle opzichten verdienstelijk. De taal is er overal zuiver Vlaamsch, en dat wil veel zeggen. Ook aarzelen wij niet te verklaren, dat wij van deze eerste proeve eene schoone toekomst voor den schrijver verwachten. De karakterschetsen zijn voortreffelijk gehandhaafd; vele plaatsen zijn naar natuur en waarheid geschilderd; poëzie en poëtische uitdrukkingen vloeien uit den gemoede en uit den harte des schrijvers, en zullen algemeenen bijval vinden. Wij beloven den leeslustigen Vlaamschen kringen met dezen eersteling des heeren Delcroix eenige zeer aangename uren, en wenschen den Midden-Comiteite geluk met het belangloos aanbod des jeugdigen schrijvers.
Brussel, den 14n Mei 1854.
(Get.) F.-M. Dautzenberg. (Get.) J. Nolet de Brauwere van Steeland.’ | |
[pagina 46]
| |
Den 29n Januari 1859 werd door den heer K. Rogier, minister der binnenlandsche zaken, Delcroix, als bureeloverste in zijn departement ambtelijk aangesteld, om er de zaken te behandelen aangaande de Vlaamsche taal en letterkunde. Onmiddellijk werd de Vlaamsche letterkunde Delcroix's invloed gewaar: de toelagen en aanmoedigingen werden verdubbeld; het premiënstelsel voor de ontwikkeling der tooneelmaatschappijen en de ontluiking der tooneelgewrochten werd in zwang gebracht en droeg goede vruchten. Letterkundige kampstrijden werden ingericht en het staatsbestuur bleef niet vreemd aan den luister der van Maerlants feesten te Damme en aan de feesten van het VIIIe Nederlandsch letterkundig congres te Brugge gehouden. Toen kwam minister van den Peereboom aan het bestuur. De rechtzinnige Vlamingen waardeeren wat die rechtschapen mensch, die innig overtuigde Vlaming voor hunne nationale zaak heeft gedaan; aan hem die de politieke verantwoordelijkheid tegenover zijne Waalsche en anti-Vlaamschgestemde collegas op zich nam, komt rechtmatig ook alle eer toe; maar de eerzame ambtenaar die dan onzen wakkeren Vlaamschen minister behulpzaam was, mogen wij, Vlamingen, ook niet vergeten. De inrichting van den cantatenprijskamp, waar de moedertaal op denzelfden rang gezet werd als de voor ons vreemde Fransche, zijn wij grootelijks aan Delcroix verschuldigd; welke heerlijke vruchten die inrichting droeg, kan men gemakkelijk waardeeren, wanneer men de zegepralen onzer dichters en toondichters nagaat, die om zoo te zeggen alleen sedert een vijftal jaren de openbare opinie des lands bezig houden en die door het Vlaamsch zangspel en de oratoriën van Hiel en Benoit eene Vlaamsche muziek in het leven riepen, twee scholen deden ontstaan te Antwerpen en te Brugge, waarbij zich weldra Gent voegen zal, de drie zustersteden, aan wier vereenigde pogingen Brussel niet kan ontsnappen. Delcroix was ook secretaris der commissie voor de eenheid van spelling tusschen Zuid- en Noord-Nederland.Ga naar voetnoot1 Gewichtig feit, waarvan wij nu de weldoende gevolgen niet kunnen berekenen, maar dat ons doet verhopen, dat hetgeen eens door vreemden dwang werd gescheiden, door eigene krachten natuurlijk te zamen zal gevoegd worden. Wij bepalen ons tot het aanhalen dier twee bijzondere bestuurlijke akten, welke Delcroix onder minister vanden Peereboom hielp verwezenlijken of waar hij het initiatief van nam. Nog werd de Vlaamsche correspondentie in de afdeeling der fraaie kunsten en letteren ingevoerd. Als lid van verscheidene jurys: hetzij voor de aanmoediging der tooneelkunst en letterkunde, hetzij voor het verleenen van een bekwaamheidsdiploma tot onderricht der levende talen, stond Delcroix altijd op de bres voor de belangen en de rechten der Vlamingen. Sedert eenigen tijd wordt er strijd gevoerd, hevigen strijd tegen het fonctionarisme, men heeft wellicht niet volkomen ongelijk de uitbreiding der bureaucratie tegen te werken en men heeft volkomen gelijk wanneer men ambtenaars zweept, die hun vlamingschap vergeten en de hand leenen om hun volk te verfranschen, te helpen bederven.... Maar gelukkig mogen wij Vlamingen ons noemen ambtenaars te ontmoeten als Delcroix, die, buiten hunne plichtvervulling, strijders blijven voor de zaak, die dierbaar is aan al de rechtzinnige gemoederen, aan al de edele denkers, aan al de edele gewetens, die het heil van ons volk en eene schoone toekomst voor Vlaanderen betrachten. W.V.D. |
|