die ze zegevierend wegdroeg. Weldra was hij door geheel Nederland als een der voortreffelijkste landschapschilders bekend, en zoowel in het Noorden als in het Zuiden vielen hem bijna ontelbare eereblijken ten deel.
Zoo behaalde hij in 's-Gravenhage ten jare 1830, te Brussel in 1836 en te Brugge in 1837 den eereprijs, bij de laatste gelegenheid voor een voortreffelijk Stroomgezicht, bij de voorlaatste voor een uitmuntend Wintertafereel, en in het jaar 1840 werd hij andermaal, bij gelegenheid van de Rubens' feesten te Antwerpen bekroond.
Maar niet alleen bij de tentoonstellingen werd aan zijn groot talent als schilder rechtmatige hulde bewezen; ook vele academiën, genootschappen en maatschappijen rekenden het zich tot eene eer den grooten kunstenaar onder hunne leden te tellen, terwijl koning Willem I hem den 16n Februari 1839, tot ridder der orde van den Nederlandschen leeuw benoemde.
Eene opsomming van al de maatschappijen, waarvan Schelfhout eerelid was, even als de optelling zijner meesterstukken schijnt ons overbodig.
Al zijne stukken, zoowel zomer- en winter-, morgen-, middag- en avondgezichten, als die welke storm en windstilte voorstellen, munten uit door oneindige verscheidenheid, en bezitten allen die eigendommelijkheid, welke het keurige penseel verraadt, dat de waarheid der natuur, de harmonie der kleuren, de fijnheid der schakeringen met de eigenaardige en schoone stoffage heeft weten te vereenigen. Niet minder verdienen zijne strand- en zeegezichten den hoogsten lof; maar vooral zijn het de wintergezichten, die zijn grootsten roem als kunstenaar hebben gevestigd. Zijn ijs heeft eene bijna ongeloofelijke doorschijnendheid en zijne sneeuw is zoo natuurlijk, dat men bij het zien daarvan zich in het midden eener gure sneeuwvlaag gelooft te bevinden.
Niet alleen gezichten uit Hollandsche gewesten maken de onderwerpen zijner tafereelen uit; hij heeft daartoe ook voorstellingen gekozen, welke hij als schetsen en studiën in 1833 op zijne reizen door Frankrijk, in 1834 in Engeland, en later in België, Duitschland enz., verzameld had.
Zijne uitmuntende werken zijn overal verspreid en worden in de voornaamste verzamelingen van Holland niet alleen, maar ook in die van andere landen, België, Rusland, Wurtenberg, Oostenrijk, Frankrijk, Engeland, Beieren enz., aangetroffen. Onder zijne schoonste stukken telt men mede Een landschap op het paviljoen te Haarlem, Een strandgezicht in Teyler's stichting, en twee Gezichten op het Loo, die hij voor H.M. de koningin der Nederlanden vervaardigde. Ook in het museum Boymans te Rotterdam berust een drietal doeken van zijne hand: een Strandgezicht, genomen aan de Duinen; Een Winter en Het Strand te Scheveningen bij ondergaande zon. Deze stukken werden met een aantal anderen door de moedige hulpvaardigheid van burgers, uit den brand gered, waardoor genoemd museum op 16 Februari 1864 vernield werd.
A. Schelfhout huwde omstreeks het jaar 1814 met mejufvrouw Cornelia-Catharina Geevers. Na het diep betreurde verlies dier eeste gade, hertrouwde hij met Maria-Martina van Wielik, uit welken echt hem twee dochters geboren werden, die insgelijks met aanzienlijke schilders huwden. Zijne laatste levensjaren bracht de beroemde schilder in zijne geboortestad door. Hoewel hij daar de welverdiende rust genoot van een lang, welbesteed leven, bleef tot den laten avond van zijne aardsche loopbaan, de oefening der schoonste aller kunsten zijne eerste en voornaamste bezigheid. En dat Schelfhouts leven wezenlijk wel besteed was, kunnen al zijne heerlijke gewrochten, zoowel zijne landschappen, strandgezichten, woedende en stille waters, als zijne teekeningen met sapverf en Oost-Indische inkt getuigen, welke hem als een der grootste meesters doen kennen, die de Hollandsche schilderschool ooit in dit vak heeft voortgebracht.
Des schilders ter-aardebestelling had plaats te Eikenduinen. De slippen van het baarkleed werden gedragen door de heeren Rochussen, Bosboom, Bles, Verveen, vanden Does en Nicolaï. De lijkkoets werd gevolgd door de oud-leerlingen van den overledene, door bestuurders en leden van het genootschap Pulchri Studio, van Arti, van Toonkunst, van Oefening kweekt kennis en Caecilia. Bij het graf werd het woord gevoerd door de heeren Bles, Bosboom, Vogel, Cremer en den heer voorzitter van Arti. Ook werd er koraalmuziek uitgevoerd, begeleid door een voor de omstandigheid versierd orgel. De woorden van het koraal waren van Dr. Wapp, muziek van Lintpainter.