De Vlaamsche School. Jaargang 16
(1870)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijZuiderkasteel van Antwerpen.De verbazende ontwikkeling die de stad Antwerpen sedert eenige jaren heeft ondergaan, heeft groote veranderingen in haar midden doen ontstaan. Met de slechting der eeuwenoude wallen die haar omgordelden, werd er gansch eene nieuwe stad geboren, prachtige havenwerken werden aangelegd, nieuwe straten getrokken, aanzienlijke werken uitgevoerd, schoone wandelingen aangeplant, kortom, geheel het aanzien der oude kunststad werd in korten tijd als herschapen, tot een nieuw leven geroepen. Veel is er reeds gezegd over de hervorming der gronden van het Zuiderkasteel, zoowel als over de werken welke er zouden moeten aangelegd en uitgevoerd worden; er zijn twee ontwerpen die ernstige studiën verraden; wij bedoelen diegene welke wij van de heeren Hend. Altenrath, bestuurder der nijverheidsschool en Jos. Ryssens, ontvangen hebben; vooral hun tweede ontwerp verdient eene bijzondere melding. Door de uitgaaf hunner ontwerpen is gansch de zaak helder toegelicht; hiervoor verdienen zij van wege hunne stadgenooten lof. De geschiedkundige aanteekeningen die de ontwerpen van de heeren Altenrath en Ryssens vergezellen, zijn, denken wij, wel van aard om de aandacht onzer lezers te boeien, wij achten het dan ook niet ongepast deze hier te laten volgen. De stad Antwerpen is door hare aardrijkskundige ligging, bestemd, om eene der groote handelshavens der wereld te worden. De eenige hulp die men de natuur heeft moeten bieden, bepaalde zich bij het indijken van den Scheldestroom die langs hare wallen heenvloeit. Als ligging is deze haven uiterst voordeelig, de reede is veilig en licht bevaarbaar zoowel bij laag water als bij zwaar weder, het meeren en aanleggen der schepen geschiedt zonder eenige moeite, ebbe en vloed ontstaan langzaam, in één woord, de haven van Antwerpen biedt onder alle opzichten zulke voordeelen aan, dat men die vruchteloos elders zoeken zou. En nogtans zijn haven en reede die hier één en hetzelfde zijn, niet kunstmatig aangelegd; beiden zijn het werk der natuur, waarvan de mensch al het belangrijke heeft ingezien en die hij slechts hoefde te verbeteren om ze zich ten nutte te maken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Maar, als die prachtige vloed zoovele voordeelen aanbiedt, dan hoeven wij deze te benuttigen en uit zijnen natuurlijken aanleg, al het voordeel voor onzen handel weten te trekken. De haven van Antwerpen moest dus vele nuttige verbeteringen ondergaan, om in de handelsbehoeften te voorzien. De werken die opvolgenlijk zijn aangelegd met het inzicht om onze haven te vergrooten, bewijzen dat onze verschillende gemeentebesturen het zich tot doelwit hadden gesteld, het handelsverkeer uit te breiden en te vergemakkelijken. Als men met eenen blik de overgroote werken opneemt die reeds gemaakt of in aanleg zijn, dan is men getroffen door hunneng rootschen samenhang. De haveninrichtingen vormen op zichzelven, om zoo te zeggen, gansch eene stad en de oppervlakte der gronden die aldus ten dienste van den handel is gesteld, is door zijne groote uitgestrektheid geschikt om de haven van Antwerpen gansch op den voorgrond te plaatsen. Wij denken dan, dat eene bondige opgave onzer haveninrichgen niet zonder belangstelling zal zijn. De merkwaardigste werken van de haven van Antwerpen uitgevoerd, zijn de volgende:
Uit dit overzicht blijkt, dat het getal onzer haveninrichtingen aanzienlijk is; zij zijn ook niet het werk van een enkel menschengeslacht. Het was in de XIIIe eeuw dat kooplieden de stad Antwerpen als de zeehaven verkozen ter oorzake van hare voordeelige ligging om den schepen eene veilige schuilplaats te verleenen. Onze voorgangers eenmaal ter plaatse gevestigd, konden dan ook niet werkeloos blijven; zij gevoelden alras de behoefte om veerdammen en vlieten aan te leggen; de achtereenvolgende sloopingen der vesten en vergrootingen van Antwerpen kwamen hun te stade en lieten toe de stadsgrachten te benuttigen door deze voor de scheepvaart in te richten. In den loop dezer eeuw, is men verplicht geweest deze vlieten te overwelven, om aan de vereischten der openbare gezondheid te voldoen. Met het inzicht, uit de reede van Antwerpen alle mogelijk voordeel te trekken, besloot Napoleon I de stad te begiftigen met twee voor dit tijdstip zeer uitgestrekte dokken. Om dit doel te bereiken, werd een gedeelte der stad, het Boerenkwartier genaamd, afgebroken en het Oosterschhuis alleen behouden. Te gelijkertijd, oordeelde Napoleon het noodig de stad aan de haven toegankelijker te maken en de veerhoofden te vervangen door breede kaaien van eene tamelijke uitgestrektheid, in andere woorden: van aan St-Jansvliet tot aan de oude dokken, om dit doeleinde te bereiken, was men verplicht eene strook van ongeveer 30 meters breedte op de bedding der Schelde in te nemen. Eenige jaren nadien werden deze kaaien verlengd tot tegen het bolwerk van het krijgsarsenaal. De staatkundige gebeurtenissen van 1848 vertraagden de afbraak der oude omheining; de storing die zij eene wijl veroorzaakten, gaf aanleiding, dat er een verschanst kamp uit afgezonderde sterkten bestaande, rondom Antwerpen werd opgeworpen. Ten gevolge der aanzienlijke ontwikkeling en uitbreiding van den handel, namen de benoodigheden van den oogenblik onophoudelijk toe, en vereischten weldra nieuwe havenwerken. Het gemeentebestuur trachtte dan eene kwestie op te lossen, waarvan de toekomst der plaats gansch afhing. De gordel der versterkingen die de stad omsloot, was een der ernstigste te overwinnen hinderpalen. De stad begreep de juistheid onzer bezwar en en machtigde den aanleg van nieuwe havenwerken op Kattendijk. Het was in 1856 dat de gedenkwaardige gebeurtenis plaats greep der inhulding der nieuwe Kattendijkdokken, bestaande uit de zeesluis, het sasdok en het groote dok. De verbazende uitbreiding welke de handel verkreegGa naar voetnoot1 dwong aldra het gemeentebestuur aan eene nieuwe vergrooting onzer haven te denken, en zonder verpoozing bij den staat aan te dringen, om de gedeeltelijke verplaatsing der versterkingswerken te bekomen, welke een aanhoudend en dreigend gevaar voor onze zeehaven daarstelden en de betrekkingen tusschen de verschilledde dokken al meer en meer belemmerden. Om zooveel mogelijk én de belangen des handels én de vereischten eener versterkte stad overeen te brengen, besloot einde- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
lijk het staatsbestuur, de wallen die Antwerpen omsingelen te slissen, en ze door nieuwe uitgestrektere te vervangen Men stelde zich dus aan het werk (1859) en in vijf jaren tijds werden de nieuwe vestingen gemaakt, die, in hun geheel beschouwd, onder de reusachtigste werken dezer eeuw kunnen gerangschikt worden. De afbraak der oude vesten was het begin ven een nieuw tijdstip voor de ontwikkeling van handel en nijverheid. Het verkeer, dat voorheen zoo belemmerd en moeilijk was aan de stadspoorten, verdween eensklaps bij het doorsteken van een groot getal straten, en het aanleggen van dokken en kaaien waardoor de oude stad aan de nieuwe verbonden werd. Voor het buitenland als voor het binnenland is de haven van Antwerpen verbonden aan talrijke spoorwegen, vaarten en andere middelen van verkeer. De schoone ligging der stad, op een twintigtal mijlen afstands van de monding der Schelde, maakt dat Antwerpen eene der merkwaardigste inrichtingen is van Europa. Inderdaad, reede en haven bieden eenen ankergrond welke den diepgang der grootste vaartuigen verreweg overtreft. Wel is waar dat wij onder die schepen, waarvoor onze reede toegankelijk is, niet mogen begrijpen, eenige reusachtige vaartuigen zooals de Great-Eastern, en eenige uitgezonderde zeeschepen; maar wij mogen ook niet uit het oog verliezen, dat de afdamming der Schelde, krachtdadig zal helpen om de enge stroomwegen meer bevaarbaar te maken en onvermijdelijk de gedaante van een gedeelte der bedding der Schelde zal vervormen. De goede staat waarin zich de bedding der Schelde bevindt, is tot nu toe in niets gewijzigd. De plas van 500 meters breedte, eenerzijds tegengehouden door kaaien en anderzijds door sterke onoverstroombare dijken, bedekt eenen genoegzaam stevigen ankergrond opdat de schepen bij zwaar weder daar kunnen vastliggen. Haven en reede zijn, tijdens hoog en laag water, bij spring- of doode tij, steeds genaakbaar; gedurig bieden zij binnen den vaarweg, eene diepte van 15 tot 10 meters, en buiten het vaarwater van 10 tot 5 meters en zulks voor het grootste gedeelte der Schelde langsheen de stad. De geringe veranderlijkheid van den ankergrond, is het gevolg der stroeling van ebbe en vloed. De aanzienlijke hoeveelheid waters die van de opper-Schelde afvloeit, geeft eene vermeerdering van kracht die de verzanding des Scheldestrooms belet, hoofdzakelijk vòòr de stad, waar de breedte der bedding, op eene lengte van twee kilometers, veel smaller is dan onmiddellijk stroomop- of afwaarts. Dat de gedaante van den Scheldestroom er zich tegen verzet, dat de vaarweg veel naar den linkeroever zou verplaatst worden, is eene zaak van groot aanbelang voor Antwerpen. Van de geringe verandering die deze lijn vòòr de stad ondergaat, is er bijna geene rekening te houden. De regelmatige stroomwijze der Schelde is sedert eeuwen langsheen de stad onveranderd gebleven, het is dan ook hoogstwaarschijnlijk dat de stroombedding nog lang in den toestand zal verkeeren waarin zij zich thans bevindt; ten gevolge dezer natuurlijke gesteldheid, zijn bijna al onze haveninrichtingen, zoowel als de stad, op den rechteroever der Schelde gebouwd. De diepte is er aanmerkelijk, iets wat niet het geval is aan den Vlaamschen oever; daar bezit de bedding bij lage tij weinig diepte, vandaar dat er van den linker oever af tot aan den vaarweg (thalweg) eene sterke helling bestaat; het is den mensch onmogelijk dien staat van zaken te wijzigen, omdat deze het werk der natuur is, tenzij de bedding der Schelde voor Antwerpen herleid wierde, iets wat volstrekt onmogelijk is. Sedert eenige jaren heeft men op den linker-oever Dry-Docks of drooge dokken aangelegd. Het ontstaan van dergelijke werken op den Vlaamschen wal, doet de ernstige tegenwerping wegvallen, dat er geene havenwerken konden gemaakt worden. Men heeft bemerkt, dat sedert de afdamming, de Schelde eene grootere hoeveelheid waters oplevert, zooals men zich hierover kan vergewissen door de volgende opgaven:
Deze opgaven getuigen dus van eene vermeerdering van water voor de hooge tij, van 0m31 en bij lage tij, van 0m19. Het is ontegensprekelijk dat eene dergelijke vermeerdering eenen merkelijken invloed moet uitoefenen op het stroomgebied der Schelde, en eene meerdere snelte aan het vlietend water geven moet. Van die vermeerdering van water hebben wij rekening gehouden, bij het opmaken van ons ontwerp van hervorming der gronden van het Zuiderkasteel. De kantsteenen van de kaaien der Kattendijkdokken, bevinden zich op 6m12 hoogte boven den waterspiegel der lage tij van Oostende. Het is om die reden dat wij het bovenvlak van de kantsteenen der kaaien op 6m40 bepaald hebben, vermeerdering van hoogte die ruimschoots verrechtvaardigd wordt door de aangroeiing van den vloed.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het keeren van het hoogwater is in het algemeen genomen slechts van korten duur; te Antwerpen heeft men echter bevonden dat de tij gedurende een kwaart uurs, gansch hare volheid behoudt, voegt men daarbij de geringe golvende beweging van den stroom, dan verkrijgt men de overtuiging, dat de toegang tot de dokken, zooals wij die hebben ontworpen, geene moeilijkheid zal opleveren, zoomin bij het inhalen als bij het uithalen der schepen. De oppervlakte van de vlotdokken der haven van Antwerpen beloopt voor:
Dat is dus eene oppervlakte van 419,000 meters vierkant, niet inbegrepen de droge dokken, de geulen, verbindings-geulen, enz.
of eene kaailengte van 11051 strekkende meters. De beweging onzer haven is in de volgende aanteekeningen bondig vervat. Zij bewijst klaarblijkelijk dat de handel zich ontwikkelt naarmate dat het getal onzer haveninrichtingen toeneemt en hiermede zich in eenen bloeienden toestand bevindt, dank aan de vele verbeteringen die onze haven heeft ondergaan.
De overgroote werken die zullen gemaakt worden en waarvan de noodwendigheid zich meer en meer doet gevoelen, zullen oneindig bijdragen om de scheepvaart in het algemeen te bevoordeelen. Het is dus noodig dat al de pogingen van het gemeentebestuur vereenigd met die van het staatstuur samenstreven om te Antwerpen het grootste gedeelte der overzeesche scheepvaart, waaraan de handelsbelangen van België ten nauwste zijn verbonden, te lokken. De spoorwegen die de haven van Antwerpen rechtstreeks verbinden aan de bijzonderste handels-centrums van Nederland, Frankrijk en Duitschland, zijn geroepen om van Antwerpen, onder Belgisch opzicht genomen, niet alleen eene hoofdstad des handels te maken, maar tevens eene voorhaven van Duitschland en van het Europisch vasteland. De verwezenlijking van het ontwerp om eene rechtstreeksche lijn op Duitschland te leggen (door de koophandelskamer van Antwerpen ondersteund), is hoog noodzakelijk; - het is nauw verbonden met het ontwerp van hervorming der gronden van het Zuiderkasteel; wij verhopen dat de uitvoering er van door het staatsbestuur niet zal uitgesteld noch uit het oog verloren worden. Door de uitvoering van al die werken, zal de stad Antwerpen tusschen de gelijkaardige havens der wereld eene eerste plaats bekomen. De prachtige ligging die zij bekleedt en de opvolgenlijke verbeteringen waarvan zij het voorwerp is geweest, doen dit klaarblijkelijk uitschijnen. Wij moeten dus voor onze stad het juiste aandeel der eere terugeischen welke haar toekomt voor de reusachtige werken, die gansch, den omtrek veranderen en den grond hervormen om aan de behoeften en de eischen der beschaving te voldoen. |
|