Gent, die ten voordeele van Deterre stemde. Daags na de uitwijzing, hing men eenen lauwertak aan het tentoongestelde doek van Deterre en drie dagen later voegde men er eene kroon bij. Zoo werd onze moedige kunstenaar, over de onrechtvaardigheid, hem aangedaan, door de openbare opinie gewroken. Desniettegenstaande zwoer hij, nooit meer aan prijskampen deel te nemen, en hij hield woord.
Weinigen tijd na deze gebeurtenis, kocht de ridder de Coninck hem eene schilderij af, welke hij zoo aangenaam vond, dat hij den schilder opdroeg er eenen tegenhanger van te maken. Ridder de Coninck sedert een tiental jaren overleden en zijn kabinet door zijne erfgenamen verkocht zijnde, is het ons onmogelijk te zeggen, in wiens handen deze twee stukken zich bevinden.
Deterre had nu, sedert eenige jaren, te Gent verbleven; in 1833 vestigde hij zich te Brussel, en van dan af nam hij deel aan al de tentoonstellingen onzes lands en zelfs van vreemde landen; zoo zag men van hem: in 1834, te Antwerpen, Koeien geleid door eenen drijver; 't zelfde jaar, te Kamerijk, een Landschap; in 1835, te Gent, Boerenhuizen; deze schilderij behoort aan den graaf van Jumelles; in 1836, op de groote zaal van Brussel, een gezicht uit de omstreken der hoofdstad, en een Winter in dezelfde stad; in 1837, te Kortrijk, een maanlicht; in 1838, te Luik, twee schilderijen, verbeeldende: den op- en ondergang der zon; in 1839, op eene buitengewone tentoonstelling gehouden te Brugge, gezicht van het dorp Hoves-bij-Enghien; deze schilderij werd door de commissie aangekocht; 't zelfde jaar, te Brussel, een gezicht der Maasoevers; dit stuk wordt in den catalogus vermeld als zijnde eene der beste van den jeugdigen meester; het was 71 centimeters hoog en 94 breed. In 1840 zond hij naar Antwerpen verschillige landschappen. In 1841, te Gent, een landschap; 't zelfde jaar, te Kortrijk, een gezicht op de Ardennen; in 1842, te Mechelen, stelde hij eene schilderij ten toon die aldaar verkocht werd, en hij zond ook eenige zijner kunstwerken naar Keulen; 't zelfde jaar nog stelde hij op de driejaarlijksche zaal van Brussel, een gezicht uit Vlaanderen, welk reeds verkocht was.
De roem van zijne begaafdheid deed hem kennen van al de groote kunstliefhebbers; in 1836 nam de hertog, van Aremberg hem als zijnen kunstschilder aan, en gedurende drie jaren vergezelde hij dezen heer op al zijne omreizen in België en Duitschland, allerwege schetsen nemende van de eigendommen der familie Aremberg, welke hij later met zijn penseel in volmaaktheid moest afbeelden; zoo heeft men van hem een gezicht van 't kasteel te Marche-les-Dames: op het voorplan ziet men de Maas; een vlot, gedreven door eenen man, dwarst den stroom; op dit vlot staat eene kales, in deze zit prins Pauwel, broeder van den overleden hertog, en andere personen. Links, over de Maas, ziet men de gemeente Marche-les-Dames, welker gebouwen men ontwaart beneden de rotsen. In 't midden is het kasteel met de hovingen, die trapsgewijze opklimmen tot boven den toren der kerk. Rechts, zijn bergen en gewassen, die verdwijnen in de diepte van het verschiet. De hertog was zoodanig voldaan over deze schilderij, dat hij er den prijs van verdubbelde. Dit kunstgewrocht berust nog heden in het paleis van Aremberg, op den Kleinen-Zavel, te Brussel. Het is onsonmogelijk, al de werken van Deterre aan te duiden, die alomme in de kunstkabinetten verspreid zijn; alleenlijk mogen wij verzekeren, dat de graaf Cohen, schilderijen van onzen te vroeg gestorven kunstenaar bezit.
Eugeen Deterre heeft van zijn steeds rijzend talent, weinig genot kunnen hebben, want hij overleed, te Brussel, den 26sten Oogst 1842, slechts 32 jaren oud zijnde. Hij was lid van het Brusselsch instituut van schoone kunsten en van de academie zijner geboortestad. De teekeningen, schetsen en waterverfschilderingen, welke wij het genoegen gehad hebben bij zijne vrienden te zien, getuigen dat hij eene gemakkelijke manier van uitvoering bezat; zijne teekening is zwierig en heeft niets van de stijfheid der klassieken; zijne toets is breed en licht, zijne kleur is niet schitterend, gelijk die der romantieken, maar is waar; hij zag de natuur, zooals zij is, en hij verbeeldde die gelijk hij ze zag, zonder eenig bijvoegsel van gedacht of van stijl. Dit was de oorzaak der teleurstellingen, welke hij, in den beginne, ondervond; hij is, zonder het te weten, enkel door in geboren neiging, een der grondleggers geweest van het hedendaagsch realisme; hadde zijne levensloop zoo jong niet verbroken geweest, hij zoude in het vak der landschapschildering eenen hoogen graad van volmaaktheid kunnen bereikt hebben.
Wij verhopen, dat deze onvolledige levensschets zal dienen, om anderen op het spoor te zetten der voortbrengselen van Deterre, en dat hij, eindelijk, naar verdiensten, eene plaats in de rij der vermaarde Vlaamsche kunstschilders, zal bekleeden.
Brussel.
Lodewijk van Peteghem.