demie van Leuven, hield eene redevoering, waarin hij trachtte te betoogen, dat de Waalsche provinciën, onder verstandelijk oogpunt, vooruit zijn op de Vlaamsche provinciën, doch dat wij meer kunstenaars tellen, omdat wij meer natuurlijken aanleg hebben voor de kunst, die eigen is aan den Germaanschen stam. Hij haalde, tot staving zijner meening, eenige volzinnen aan van den heer Leo de Laborde, van Parijs, en plaatsen uit eene redevoering, door den heer de Maere Limnander, vertegenwoordiger van Gent, in de Belgische kamer van volksvertegenwoordigers uitgesproken.
Hij beweerde dat er kwaad ligt in de beoefening van zekere kunstvakken die het Nederlandsch karakter verbasteren en in het geven der kunstlessen in eene vreemde taal. Dit heeft voor gevolg dat daardoor de geest belemmerd wordt. Hij beweert dat de nijverheidskunstbeoefenaren in Duitschland, Engeland en vooral in Frankrijk meer gevorderd zijn dan ten onzent.
De heer D. van Spilbeeck moest zich bepalen met te protesteeren tegen de beweringen des heeren de Taeye, en te verklaren dat ofschoon hij zich vele jaren met kunstnijverheid bezig gehouden had, de waarheid van de Taeye's woorden hem niet gebleken was. Hij vond die evenmin gestaafd door wat hij, in het vak der kunstnijverheid, op de wereldtentoonstellingen van Londen en Parijs zag. In ons land, zegde van Spilbeeck, zijn zulke goede nijverheidskunstbeoefenaren als overal elders. Het zijn zelfs de Belgen die als kunstnijveraars in den vreemde het meest gezocht worden, en indien de tijd niet ontbrak, zou ik dat breedvoerig bewijzen.
De heer Conscience heeft vervolgens de zitting van het XIe Nederlandsch congres gesloten, met den wensch, dat het mocht bijdragen tot bevordering onzer taal en tot versterking van den broederband tusschen Noord en Zuid.
Hij heeft in eene dichterlijke aanspraak zijnen dank gebracht aan de vrouwen die het congres hebben bijgewoond.
Aan den heer voorzitter zijn bedankingen gestemd voor de talentvolle wijze, waarop hij de zittingen van het congres heeft geleid, alsook aan den heer van der Auwera, voorzitter der regelingscommissie.
Des avonds, om 6 ure, had in de wandelzaal van den schouwburg het banket plaats. Verscheidene heildronken werden ingesteld, onder andere aan de vorsten van Nederland en België, aan den heer voorzitter van het congres, aan de regelingscommissie, aan de drukpers, enz.
Gedurende het feest werden muziekstukken uitgevoerd.