De nachtwaker.
Het tafereeltje, waarnaar wij nevenstaande sterkwaterplaat, geëtst door den beroemden H. Brown, mededeelen, werd geschilderd door eenen Antwerpschen kunstenaar, die, van bij zijne eerste stappen op de zoo moeielijke baan der kunst, de grootste verwachtingen voor zijne toekomst liet koesteren, maar wien helaas! gelijk zoovele anderen, de onverbiddelijke dood in den weg getreden is, lang voor hij het doel bereiken mocht.
Wij bedoelen Frans-Gustaaf Buschmann, nopens wien onze lezers, ter gelegenheid van de opname van dit zijn werk, ongetwijfeld met genoegen eenige levensbijzonderheden zullen vernemen.
In het huis nr 187 (oud), thans nr 2, van de lange-Gasthuisstraat, te Antwerpen, werd op 26 Januari 1818 Frans-Gustaaf Buschmann geboren. Door zijne moeder ontving hij zijne eerste kunstopleiding; vervolgens genoot hij het onderwijs van Mathijs van Brée aan de koninklijke academie en studeerde in de werkhuizen van F. van Regemortel en Ferdinand de Braekeleer.
Buschmann schilderde aanvankelijk genrestukken; maar hij zegde spoedig aan het genre vaarwel en wijdde zich aan het schilderen van geschiedkundige tafereelen, voor welk vak hij een inderdaad buitengewonen aanleg toonde te bezitten. Toen hij nauwelijks 21 jaar oud was, nam hij reeds met eere aan eene groote tentoonstelling deel. In 1839 namelijk, prijkte van hem in de Brusselsche pronkzaal een tafereel, waarop voorgesteld waren Eduard III en zijn zoon op het slagveld van Crecy.
Sedert dien bleef hij schier onafgebroken werkzaam in het vak der geschiedkundige schildering. Hij hield het er voor, dat hij daarmede zijne roeping volgde, en allen die in de gelegenheid geweest zijn Buschmann's gewrochten te zien, zullen volmondig bekennen dat hij zich niet vergiste. Werkelijk vereenigde hij in zich al de hoedanigheden des historieschilders en dat wel in eene zeer hooge mate.
Men mag van Buschmann zeggen dat hij zijn korten levensloop uitmuntend heeft besteed. Hij heeft als het ware zonder onderbreking, zonder rust, van in zijne jeugd tot aan zijne laatste levensdagen, gewerkt. Geheel zijne levensgeschiedenis laat zich om zoo te zeggen samenvatten in één enkel woord en dit woord is: werk. Hij leefde slechts voor de kunst, wier heilig vuur in zijn binnenste brandde met eenen gloed, waarvan al de studiemakkers en vrienden van den schilder de weldadige warmte gevoelden.
Buschmann koesterde eene sterke voorliefde voor Duitschland, waar hij zich in 1844 gedurende verscheidene maanden ophield en (zooals altoos) zijnen tijd benuttigde voor de kunst.
Van 1839 af nam Buschmann met eere deel aan de verschillende tentoonstellingen welke gedurende een tijdsbestek van zoowat tien jaren achtereenvolgens plaats hadden te Keulen, Luik, Antwerpen, 's-Gravenhage, Gent. In 1845 werd hem een verguld eermetaal welverdiend toegewezen en in 1851 werd hij benoemd als leeraar van kleedij en geschiedenis aan de academie van Antwerpen, in vervanging van zijnen overleden broeder, den dichter Ernest Buschmann.
Den 14n Januari 1852, verwisselde Frans-Gustaaf Buschmann, nauwelijks 34 jaren oud, het tijdelijke met het eeu-