De reus Antigonus, te Antwerpen, 1866.
Het zal gewis de meeste onzer lezeren onbekend zijn dat het gemeentebestuur der stad Antwerpen, in den loop van dit jaar, den Reus, de Reuzin en al wat tot den ommegang behoort, bijna geheel en al, in een nieuw pak heeft doen steken, ja zelfs den Reus een nieuw en versch hoofd heeft doen geven. Dit alleszins belangrijk werk werd den kundigen beeldhouwer J. van Arendonck opgedragen, die het hoofd van den Reus uitvoerde, alsook de modellen van de dolfijnen enz., doch verhinderd door eene zware ziekte, was hij in de onmogelijkheid de Reuzin ook te vervaardigen, welke door eenen van 's meesters oude leerlingen, den heer E. de Plijn, uitgevoerd werd. (Zie blz. 117.)
Wil men kennis maken met de geschiedenis en de wederwaardigheden van Druon Antigoon en zijne gemalin, men leze de beschrijving van de Antwerpsche ommegang, door Johan van Rotterdam (Vlaamsche School, jaargang 1861, blz. 121), Herinnering bij het vieren der feestlijkheden, Antwerpen, 1861, door Lodewijk Robert (jaarg. 1862, blz. 36), Herinnering uit de Antwerpsche feesten van vroegere tijden, door wijlen Lod. Torfs, (jaarg. 1864, blz. 133 en volgende.)
teekening van f. gons, naar eene lichtteekening van c. van den nest, plaatsneê van ed. vermorcken.
De Reus werd vervaardigd in 1535 naar de teekening en onder de leiding van Pieter Coeck, die tevens bouwmeester, schilder en beeldhouwer was. Pieter Coeck werd geboren te Aalst, op 4 Juli 1507, volgens de aanteekeningen der heeren Rombouts en van Lerius, in de Liggeren der Sint-Lucasgilde. Torfs stelde de geboorte van Pieter Coeck verkeerdelijk in 1502. Men voege deze terechtwijzing bij de andere, voorkomende op blz. 85, aan het opstel van den heer E.V. van Gent, verschenen in de eerste aflevering des jaars 1869 van den Messager des sciences historiques enz. De plaat, die wij hier mededeelen, is geteekend en gesneden naar eene lichtteekening, genomen toen de Reus voor de laatste maal is uitgereden. Het is natuurlijk de eerste maal niet, dat de Reus herstellingen of veranderingen ondergaat. De vroegere vindt men meest alle vermeld in de bovengenoemde verhandelingen. Overigens was hij, in 1866, in grooten deele, nog zooals Grapheus hem heeft beschreven, ter uitzondering dat hij, in plaats van eene rozenkroon, een vergulden helm op het hoofd droeg, een zwarten in plaats van een rooden baard had en eene ketting met het vorstelijk naamcijfer, hem om den hals en op de borst prijkte. De Reus werd ook menigmaal, in koper of hout gesneden, teruggegeven en zeer waarschijnlijk niet geheel nauwkeurig, want, gelijk wij vroeger elders zegden, ‘onze voorvaderen hadden niet, zooals wij, de lichteekening ter hunner beschikking.’
Komen wij thans tot den uitvoerder of schepper van den oorspronkelijken Reus terug.
Pieter Coeck was hofschilder van keizer Karel; wellicht werd hem deze titel toegekend ter gelegenheid der leiding over de talrijke versieringen welke er te Antwerpen plaats hadden voor de blijde inkomst van keizer Karel's zoon, prins Philips