De Vlaamsche School. Jaargang 15
(1869)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– AuteursrechtvrijWat op de laatste wereldtentoonstelling te Parijs ontbroken heeft.Ga naar voetnoot1Op het einde van 1868 is door het tijdschrift de Vlaamsche School het artikel, getiteld: Wat op de laatste wereldtentoonstelling te Parijs ontbroken heeft, geplaatst geworden, tot ontdekking van den verdienstelijken onbekende, die het menschelijk geslacht, door een man en eene vrouw van de verschillende rassen vertegenwoordigd, op een klein terrein ter aanschouwing en bestudeering wenschte voor te stellen. Kortelings van eene buitenlandsche reis teruggekeerd, heb ik eerst heden met de meeste belangstelling in het dagblad l'Escaut, dd. 14 Januari ll. no 14, een brief gelezen, door den heer E. Doutreleau uit Brussel geschreven, die vermeldt, dat aan den heer H. Guesnet, te Ingelmunster, de eer van dit grootsche denkbeeld toekomt. Mijn vermoeden, dat een Belg de ontwerper van dit plan was, is dus niet alleen bewaarheid geworden, maar ik verneem tevens, dat de heer Guesnet, op zijn tocht naar verschillende werelddeelen, tot dit verheven denkbeeld is gekomen. Gaarne wil ik gelooven, dat de verdere ontwikkeling van dit voornemen hem vele opofferingen gekost heeft, terwijl uit den genoemden brief insgelijks blijkt, dat hij daarover met de hoofden van het Fransch staatsbestuur in briefwisseling is geweest, om de opgevatte zaak behoorlijk ten uitvoer te brengen. De geest van nationale afgunst schijnt echter zijn ontwerp te hebben tegengewerkt en doen mislukken, hetgeen waarlijk te betreuren is. Men heeft desniettemin van zijne gedachte zoeken gebruik te maken, door op eene echt Fransche wijze eenige exemplaren van het menschelijk ras haastig bijeen te rapen en ten toon te stellen, om zoo doende veel wind te maken met een klein gedeelte, een schraal niemendal, hetwelk bij het gronddenkbeeld afstak als een kaarslicht bij de zon of als de theatraal opgekwispelde spanen bouwmodellen, bij de indrukwekkende, eeuwenoude gedenkteekenen der bouwkunst, die men op de Parijsche tentoonstelling heeft getracht na te bootsen. Doch geen moed verloren: wat in Parijs zoo deerlijk verknoeid is, kan in België op eene wereldtentoonstelling te Brussel of op eene eerstvolgende te Londen tot stand komen, hetgeen te wenschen is, dewijl de bestudeering van het menschelijk ras bovenal gaat, want de mensch is de schepper of de bewerker van de voortbrengselen, welke op eene tentoonstelling voorkomen, en verdient dus in de eerste plaats onze aandacht tot zich te trekken. Om zijn denkbeeld te verwezenlijken, zal het den ontwerper, daarvan kan hij in onzen tijd van speculatie zeker wezen, niet aan geld ontbreken, nu er kapitalen voor ondernemingen worden uitgegeven, welke minder nuttig zijn en veel geringer vooruitzicht op eene gelukkige uitkomst opleveren; hoe het zij, eene goede slaging wensch ik hem voor al zijne opofferingen van ganscher harte toe. Wijders acht ik het hoogst belangrijk (indien de heer Guesnet daartoe genegen is), dat hij de briefwisseling, met de hoofden van het Fransche staatsbestuur over deze zaak gevoerd, wereldkundig maakt en aan de openbare denkwijze onderwerpt. Hiermede breng ik, aan al diegenen welke mijn artikel over dit belangrijk onderwerp overgenomen hebben, mijn oprechten dank voor de plaatsing en verspreiding, en laat ons hopen, dat wij allen tot eene zaak hebben medegewerkt, die te eeniger tijd luisterrijk moge worden volvoerd. Antwerpen, 15 Maart 1869. M.-H. de Graaff. |
|