Het gevonden geld.
Moeder Geertrui had haren zoon altoos voorgehouden, dat eerlijkheid het langst duurt en ofschoon zij ook zeer arm waren, zoo arm zelfs dat de goede vrouw het knaapje soms met eene hongerige maag naar bed moest laten gaan, had zij hem eenen heilzamen afschuw ingeboezemd voor de ongeoorloofde begeerlijkheid naar het goed van anderen. De jongen moest een daglooner worden en het was in de verste verte niet te voorzien, dat hij ooit
teekening en houtsneê van verest.
iets anders in de wereld bezitten zou dan krachtige, voor den ruwen arbeid geschikte ledematen, een karig huisraad en een paar stel armoedige kleederen. De zorgvuldige moeder wilde hem nog bovendien een warm hart en een eerlijk geweten vormen; want zij wist dat het bezit daarvan, het gemis van stoffelijke schatten ten minste gedeeltelijk vergoeden kan.
De kleine Jan, die des daags in eene fabriek arbeidde, verdiende des avonds nog eenige kleinigheden, met de stoepen van eenige burgershuizen in de buurt te keeren. Zekeren avond, terwijl hij met dien arbeid bezig was, werd zijne aandacht gevestigd op twee kleine voorwerpen, die, ondanks de reeds gevallen duisternis, tusschen de straatsteenen blonken. Hij bukte zich, om die voorwerpen van naderbij te bezichtigen en bespeurde, tot zijne niet geringe verbazing, dat het twee groote goudstukken waren, welke hij zich haastte op te rapen en aan zijne moeder te gaan vertoonen, die voor het eerst in haar leven dergelijke schoone munt te zien kreeg.
Nadat de kleine Jan had verhaald, waar hij het geld gevonden had, vroeg hem zijne moeder, wat hij wel meende dat hun hier te doen stond, en zonder aarzelen verklaarde de knaap, dat zij den verliezer zouden opzoeken en hem zijn eigendom teruggeven. Het goede zaad, had krachtige wortels in het hart des kinds geschoten.
's Anderendaags begaf de moeder zich vroegtijdig naar het kantoor der wijkpolitie, waar reeds aangifte van het verlies gedaan was, door een welgesteld koopman, die, vernemende hoe arm de eerlijke weduwe en haar zoon waren, het besluit nam den jongen in zijne magazijnen te bezigen en het kleine huisgezin verders voor gebrek te beveiligen.
Deze kleine, onlangs te Antwerpen voorgevallen gebeurtenis toont ons op nieuw, hoe de deugd niet slechts inwendige voldoening en geluk schenkt aan degenen die haar betrachten, maar ook hoe zij dikwijls welverdienden stoffelijken zegen aanbrengt.