Sterfgevallen.
Wij hebben op bladz. 16 den dood gemeld der twee zonen van Hendrik Conscience, aan het graf van Hildevert Conscience werden vier redevoeringen uitgesproken, namens de maatschappij de Van Duyse's vrienden door den heer E. Paret; de maatschappij van Rhetorika: Heilig Kruis Scherpduer door den heer Pil: deze merkwaardige en gevoelvolle rede was opgesteld door de dichteres vrouwe van Ackere; de heer de Clerck sprak namens de Ware Van Duyse's vrienden en een andere spreker namens de maatschappij Nu, morgen niet.
Plaatsgebrek belet ons, al deze redevoeringen medetedeelen; daarom bepalen wij ons bij de opname der redevoeringen door Emanuel Hiel aan het graf van Conscience's jongsten zoon op 4 Februari te Brussel uitgesproken. Zij luidt als volgt:
‘Geen ouderdom geldt voor den dood.
Alle zielen worden even groot, zoodra zij bevrijd zijn van stoffelijke kluisters. - Eens de ziel vrij, dan wordt zij goed; zij lijdt niet meer en is gelukkig. Zij versmelt zich met den Oneindige en bemint met de ondoorgrondelijke liefde, die de onnoembare voor al zijne schepselen, voor gansch zijne schepping, over heeft...
Doch hadden wij het vermogen om het dierbare wezen terug in het aardsche leven te wekken... hadden wij de macht om dit goede kind terug in het leven te roepen.. O, wij zouden niet aarzelen te zeggen: - geest, beziel die stof!... verrijs, kind, word man en vervul uwe roeping!
Niet alleen voor het kind zelf; niet alleen om eenen man, eene kracht, eenen geest meer te bezitten, die met ons zou lijden voor het heilig recht, voor het edel Vlaamsch princiep, waar levenslang de vader voor streed en leed... Maar ook om aan dien vader, om aan dien fel beproefde de helsche bitterheid te sparen tweemaal te sterven...
Voor de tweedemaal, sedert een drietal dagen, kampt hij met den dood... Voor de tweedemaal begraaft hij een deel zijner ziel... Gansch zijne ziel!... Begraaft hij en beweent hij twee zonen... zijn trots... zijne hoop... zijne toekomst... het doel van zijn leven.
En nogtans, hij moet blijven worstelen met moed in het hoofd, met troost in het hart voor de dierbare wezens, moeder en dochter, die vol wanhoop hem overblijven....
Ach! bij zulke ramp, zou hij die dierbaren moeten vergeten!... alles moeten vergeten!
Vergeten!... Indien onnatuurlijke ikzucht, of ikzuchtige goddeloosheid ooit in zijn hart gekiemd hadden!... Dan ja!... Maar hij weet wat de grondelooze liefde der moeder gedaan heeft voor dit kind en hij gevoelt hoe zijne dochter geleden heeft zooals hij... En hunne smart draagt hij te zamen hier aan den kuil, die het stoffelijk overblijfsel van zijnen laatsten zoon verslinden zal.
Hendrik Conscience, arm gebroken bloemeken hier op aarde, knaapje geknakt voor den bloeitijd, maar geest in God en in de liefde... Gij, die in uwen broeder den mensch omhelzen gaat, den mensch die reeds kon denken en die de waarheid minde!... Geest, aanhoor onze bede: Vervul het hart uwer geliefden, het harte van vader, moeder en zuster met hemelsche zaligheid.’
- De heer J.M. Dautzenberg is op 4 Februari te Elsene bij Brussel overleden in 60-jarigen ouderdom. Hij was geboren in Limburg en mag gerekend worden tusschen de verdienstelijkste Vlaamsche dichters van dezen tijd. Zijne eerste Gedichten verschenen in 1852. Hij schreef eene Nederduitsche prosodie, en, met P. Van Duyse, een bundel Geschiedkundige Verhalen, zijnde een leesboek voor de jeugd. Verzenstukken van hem vindt men verspreid in vele tijdschriften en op dit oogenblik maken Marchand en co een bundel dichtstukken van Dautzenberg voor de uitgaaf gereed. Onder eenen grooten toeloop had op 7 Feb. Dautzenbergs lijkdienst plaats. De kist werd gedragen tot aan de kerk van Elsene, door Emanuel Hiel, Jan Ferguut, Xaveer Havermans en Eugeen van Oye. De hoeken van het baarkleed werden gehouden door de heeren Jottrand, Arnts, Nolet de Brauwere, de Laet, Heremans en Delcroix, afgevaardigden van den Nederduitschen Bond en de Veilkrans van Antwerpen, de Taal is gansch het volk en het Willemsfonds van Gent. Verders waren er een aantal Vlaamsche maatschappijen uit het binnenland vertegenwoordigd. Aan het graf spraken professor Arnts, namens de Duitschers; Dr. Nolet de Brauwere, namens de Noord-Nederlanders; Delcroix, Dr. Heremans, Eugeen Stroobant, Frans de Potter, Meauden, Backx, Marchand, Ducaju vader, Herreboudt en Mees. De heer L. Geelhand heeft eene kroon van onverwelkbare bloemen op het graf des dichters neêrgelegd.