De Vlaamsche School. Jaargang 14(1868)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Stancen. Aan mijne twee zustertjes. De kindsheid alleen is de heilrijke staat Dien immer de menschheid kan smaken. J.C. Martens. Ja, zusjes, Uw kusjes Doen 't harte mij goed; Uw spelen En streelen Kan nooit mij vervelen; Oh! 't schenkt me een genoegen zoo heilrijk, zoo zoet! Zoo snaterend En schaterend, Steeds vroolijk van geest, Zoo, bukkend, Verrukkend Die bloemekens plukkend, Zóó, zusterkens lief, zoo behaagt gij mij 't meest. Zoo, stoeiend Door 't bloeiend En lommerig veld, Bij 't mengelen En strengelen Van kransjes, lijkt ge engelen Uit hoogere sferen op aarde gesneld. Uw harte Kent smarte En kommer nog niet, Noch 't zwoegen, En wroegen, Gij kent maar 't genoegen Dat de onschuld, de reinheid der englen, u biedt. [pagina 187] [p. 187] Speelt, liefjes, Gij diefjes Van 't broederlik hart: - In tijden Van lijden, Zal mooglik 't verblijden Eens wijken voor 't naadren der grievende smart. Moog 't leven, Doorweven Van bloemen, u vreugd Steeds geven En even Zoo zachtjes verzweven Als nu, op de vleuglen van onschuld en deugd! J.A. Cosyn. Bloeimaand, 1866. Vorige Volgende