eeuw verlaten werd, maar er is grond om te onderstellen, dat dit niet algemeen was, of dat de wijngaard er later opnieuw werd ingevoerd; dezelfde schrijver maakt immers gewag van den Doornikschen druifkweek in 1531, 1546 en zelfs in 1616.
Te Vlierbeek, in Brabant, was ten jare 1291 reeds een wijngaard, als blijkt uit eene charter van dit jaar, berustende onder 't archief van het voormalig St-Pieterskapittel te Leuven. Reeds van het jaar 1312 hadden de hertogen van Brabant er eenen bij de poorten der stad Leuven, waarvan ons uit de domeinrekeningen van Brabant bekend is, dat hij in 1403 vijftien dagwand groot was, en zijn onderhoud jaarlijks 300 schapen, van 17 pond ieder, kostte. De wijngaardenier trok 24 Hollandsche gulden. Nog bezaten genoemde vorsten er op de helling der Roeselbergen, welke in pacht waren gegeven voor eene opbrengst van 43 amen, drie kwaart van een aam en 15 potten en half. Deze besloegen niet minder dan 12 bunder 4 1/2 dagwand 199 roeden gronds, en leverden in 1405 meer dan 70 amen wijn.
In 't midden der XIIIe eeuw hadden de heeren van Wezemaal, in het dorp van dien naam, eenen wijngaard, zoo men denkt terzelfde plaats, waar over een aantal jaren een nieuwe werd geplant.
Te Aarschot was een andere wijngaard der hertogen Brabants, welks opbrengst in de eerste helft der XVIe eeuw zoo overvloedig was, dat men er eene kan of eenen pot wijn voor een oordje leverde! De Aarschotsche wijn bleef lange jaren onder den naam van Landolium bekend, en gold doorgaans 8 gulden het aam.
Het Ste-Geertruideklooster te Leuven deed somtijds in één jaar te Langdorp niet minder dan 1800 aam wijn op, als zijn deel in de tienden. - Ook te Cumptich, Werchter, Hoegaarden, St-Joost-ten-Noode, Hoxem, enz. werd de wijnstok verzorgd. Waren wij in 't bezit van de vroegmiddeleeuwsche rekeningen onzer voormalige abdijen, gemeenten, domeingoederen, enz., ongetwijfeld zouden wij er de veeltalige bewijzen uit kunnen putten, dat de druifteelt ten onzent schier overal in zwang was. Althans lijdt het geenen twijfel dat de wijn hier evenveel gedronken werd als het bier: de hoeveelheid presentwinen, die door de stedelijke wethouders aan vreemde reizigers, afgevaardigden van vorsten en prelaten, voorname ingezetenen, kloosterlingen, stadsbeambten, enz. werden geschonken, is inderdaad verbazend groot.
Te Gent dreven de abten van St-Pieters en St-Baafs, in hunne uitgestrekte heerlijkheid, den handel in wijn, ter uitsluiting van alle andere personen. De daarvoor aangestelde bedienden werden cnapen van den wine geheeten. Ook het kapittel van Harelbeke verkocht wijn, met groote en kleine maat, ja hield eene soort van herberg, waarvoor nog in de XVIIIe eeuw, met toedoen van het magistraat, eene wettelijke verordening werd gemaakt.
Welke was nu de oorzaak van het verval der oude wijngaarden? Furster, in zijn werk over de Changements dans le climat de la France; Arago, in eene verhandeling over de temperatuur des aardbols; en Adhémar, in zijn werk over de groote watervloeden, hebben vastgesteld dat de temperatuur onzes aardbols sedert het midden der XIIIe eeuw verkoelt. De druifopbrengst zal dus van jaar tot jaar verminderd zijn, totdat men er, geene winst meer aan over hebbende, bepaald zal van afgezien hebben.
In onze eeuw, namelijk na 1815, beproefde men den wijnbouw op nieuw in Vlaanderen en Brabant, onder andere te Wezemaal, te Leuven, te Brussel, te Virginal, te Mooregem (bij Oudenaarde), in de provinciën Luik en Namen, alsook in het Trappistenklooster te Westmalle en in de abdij van Tongerloo, bij Westerloo (provincie Antwerpen). De wijnstok der Kluis van Achel, in Limburg, is een der voornaamste, die men tegenwoordig ten onzent aantreft.
Gent.
Fr. de Potter.