Gerard David.
In het stedelijk museum te Rouaan is, blijkens eene mededeeling in een Augsburgsch dagblad voorkomende, door den bekenden Duitschen kunstkenner E. Forster eene belangrijke schilderij uit de Vlaamsche school der XVe tot de XVIe eeuw ontdekt. Het stuk wordt door hem toegeschreven aan Gerard David en zulks wel op grond van de overeenkomst welke het oplevert met eene krijtteekening, geteekend Gerard David, die zich te Utrecht bevindt en waarnaar de heer Weale, van Brugge, eene lichtteekening bezit. Deur- en andere schilderijen, alle aan voorstellingen uit de heilige geschiedenis gewijd, en door Forster te Genua en te Weenen aangetroffen, worden door hem aan denzelfden meester toegeschreven, van wien in den inventaris van het klooster der Karmelieternonnen, te Brugge (1537), eene door Gerard David voor die vereeniging geschilderde O.-L.-Vrouw met het kindje Jezus en verscheidene heilige maagden vermeld staat. Het museum van Brugge bezit twee meesterstukken van Gerard David. Het een verbeeldt Cambyses die den onrechtvaardigen rechter Sisamnes doet gevangen nemen; het tweede, de kastijding van dien trouwlooze, wien de beulen het vel afvillen. De kunstgeschiedenis is deze ontdekking aan den heer Weale verschuldigd.
Deskundigen hebben Gerard David's hand erkend in het nummer 107 van het Antwerpsch museum (verzameling van Ertborn) verbeeldende O.-L.-Vrouw met het kindje en verscheidene engelen.
Forster gewaagt met grooten lof over Gerard David, nopens wien door Weale in de stadsarchieven van Brugge is opgespoord, dat hij rond 1483 Brugge kwam bewonen en op 14 Januari 1484 aangenomen werd als vrijmeester der Sint-Lucasgilde, waarvan hij in 1501-1502 deken was. Zijn meester is niet gekend. Hij werd rond 1450 te Oudewater geboren en trouwde naar 1496 met Cornelia Cnoop. In 1515-1516 werd hij te Antwerpen, waarnaar hij toen verhuisd was, bij de Lucasgilde aangenomen. Hij overleed op 13 Augustus 1523 en ligt in de Onze-Lieve-Vrouwekerk, te Brugge, begraven.