De Vlaamsche School. Jaargang 14(1868)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Drank en spel. Hij was jong, hij was schoon, maar hij kende te vroeg De liefde en den wijn en den weg naar de kroeg. Waar de bekeren klonken, de vreugdemond loeg, 't Was daar dat hij 't erf zijner ouderen droeg. En zoo voer hij vooruit, en zoo dreef hij den boeg, Onbezorgd of zijn schip tegen klippen eens sloeg'. 't Was voor hem te vergeefs dat ooit 't scheidingsuur sloeg: ‘Nog een kan, nog een spel, - zeî hij - 'k heb nooit genoeg.’ O, dan juichten de makkers, - die dartele ploeg; Wie geld heeft, heeft vrienden, o meer dan genoeg. Maar zoo spelen, zoo drinken, zoo tuischen, - dat joeg Welhaast hem op 't stroo, waar hem de arremoê droeg. En dan wie hem eens vriend was, ontweek hem en loeg Met den dronkaard, die alles verbraste in de kroeg. Zoo een leven, zoo'n einde! de dood kwam en sloeg Heure hand naar hem uit; 't was zijn ziel die ze vroeg. [pagina 133] [p. 133] En wanneer men zijn lijk naar den kerkhove droeg, Geen vriendenschaar volgde; - zij bleef in de kroeg. Victorien vande Weghe. Berchem-bij-Antwerpen, Oogst 1868. Vorige Volgende