daar hoe de kunsten en letteren in de oudste tijden een volk vroom, verstandig en manhaftig maakten. Jaloersch van zulken schitterenden toestand, men behoeft alles aan te wenden om denzelven ongeschonden te behouden. Maar Griekenland onderstond ongelukkiglijk al de rampen van langdurige oorlogen en lag eindelijk gebukt onder het juk der overwinnaars. Athenen, eertijds zoo trotsch en bloeiend, kwijnde onder de folteringen en moest zijne welsprekende verdedigers aan zijne dwingelanden overleveren; de vrijheid, - die weldoende zon, die in het domein des geestes alles verlicht en opbeurt, - was versmacht; de prachtige gedenkstukken, wonderen van kunst en vernuft, werden vernietigd en verbrijzeld; de dichters, bevreesd en ontmoedigd, verborgen hunne lier! De luister, de voorspoed en de toekomst van 't oude Griekenland lagen in 't stof om zich nimmer op te richten!....
In dien betreurlijken toestand waren de kunsten en letteren, uit Griekenland verjaagd, eene schuilplaats gaan zoeken naar het oude Rome, alwaar hun beheer niet min schitterend was en niet min onderstand vond dan bij de Grieken.
Rome, oorlogziek van aard, dronken van zegepralen en overwinningen, was ruw en streng van zeden. Echter, in zijne weelde, wenschte het den vreemdelingen en overwonnenen welkom en vergunde hun den titel van burger. Alzoo wierpen de Grieksche kunstenaars, wijsgeeren en dichters aldaar de kiemen der aanstaande grootheid, des nakenden luisters dier machtige republiek. Carthago lag begraven onzer zijne puinen, Rome alleen bleef meester van de wereld.
De rijkdom, vrucht van den buit behaald op de overwonnen volkeren, verspreidde aldaar de zucht der pracht. De geleerden en de befaamdste kunstenaars bij de overwonnenen, snelden er naartoe en vonden er eene schuilplaats en bescherming. De overgebrachte kunststukken, die men gebruikte om de tempels en paleizen te versieren, wekten de verwondering der Romeinen en deden bij hen onmiddelijk den smaak voor de schoone kunsten ontstaan. Van dien oogenblik af nam de prachtlust buitenmatig toe; de ruwe en strenge zeden van dat oorlogzieke volk, verzachtten alleugerhand en de zucht tot de wetenschap en tot de kunst werd geboren. - De leergangen der Grieksche geleerden werden met vlijt gevolgd door de Romeinen. Die vlijt was zoo vurig en scheen Cato, den Censor, zoo gevaarlijk voor het behoud der krijgsroemzucht bij de jeugd, dat hij aan het Senaat de verdrijving vroeg van twee Grieksche filosoofen: Diogenes en Carneade, die, stondiglijk te Rome verblijvende, er eenen leergang van wijsbegeerte geopend hadden. Onmiddelijk kregen die twee geleerden bevel Rome te verlaten. Maar, het zaad was geworpen en in zulk eenen grond moest het kiemen en de plant zou gedijen; de toekomst heeft het bewezen, want de Romeinsche republiek heeft later diepe denkers, befaamde sprekers, uitmuntende dichters en groote mannen in de kunst voortgebracht. Daardoor heeft zij eenen luister verworven, welken zij eene gansche eeuw lang behouden heeft en die bijna zoo schitterend was als dien van het oude Griekenland.
De Romeinsche taal was ruw en hard. De eerste dichters Livius Andronicus, Nevius, Ennius, Accius en Pacuvius poogden die te beschaven en te verzachten; echter bleef ze nog lang het kenmerk dragen van de barbaarschheid der verloopene eeuwen.
Die goede uitslag werd nogtans eenigszins verkregen door Plaute, een tooneeldichter, die, hoogst democratisch in zijne strekkingen, bij voorkeur de grooten gispte en de kleinen ten hunnen koste deed lachen. Terentius, een andere tooneeldichter, beschaafde later de taal op eene wonderlijke wijze; zijne gewrochten worden heden nog beschouwd als ware voorbeelden van stijl en zuivere uitdrukking.
Insgelijks zag Rome ontstaan den grooten dichter Virgilius, den schrijver der Enéide, meesterstuk des menschelijken vernufts, hetwelk met de Iliade en de Odyssée van Homerus, die omtrent duizend jaren vóór Virgilius leefde, heden nog de bewondering der geleerden wekken en tot thans toe nog onovertroffen blijven.
Sprekers, schitterend van vernuft en talent, doordrongen van wetenschappelijke en letterkundige kennissen, onder alle betrekkingen rijk begaafd door de natuur, zoo als Hortensius en Cicero, oefenden eenen machtigen invloed uit op de openbare zaken en op de vorming van den volksaard. Zij wierpen eenen bijzonderen luister op hun vaderland. Deze sprekers vooral hebben de ruwheid der latijnsche taal doen verdwijnen; zij hebben den roem gehad dezelve te verzachten en te veredelen.
De rijke Romeinen beminden ongelukkiglijk de kunsten niet uit louteren smaak, maar meest uit praalzucht, uit hooveerdij. De kunst, om toegejuicht te worden, moest allengerhand de driften streelen, en in plaats van de gevoelens des volks te veredelen, van zijnen smaak voor het echt schoone te ontwikkelen, zij bood hem beelden, die niet meer tot de ziel spraken, beelden vervallen tot een overdreven en soms laag realismus. Wel waren er kunstenaars die zich, onder die voorwaarden, in hun vak onderscheidden en eenige faam verworven hebben, maar zij hielpen niet mede ter bereiking van het groote doel dat alle kunstenaar moet in 't oog houden wil hij in de toekomst eene zuivere en blijvende faam bewaren; zij werkten niet meer voor de beschaving, de veredeling der gevoelens hunner landgenooten; zij gehoorzaamden niet meer aan de zuivere en verheven inspraak des geestes; zij gingen gebukt onder de overmacht der dierlijke driften. Van toen was het gedaan met de grootheid van het Romeinsche volk; zij zonk vermolmd in het stof! Het grootsche volk, afgemat en geketend, kroop voor de voeten van wulpsche en praalzieke dwingelanden.
Ziedaar, Mijnheeren, met breede trekken den invloed van kunsten en letteren bij de oude beschaafde volkeren afgemaald. Dit overzicht, hoe beknopt ook, doet de waarheid glinsterend voor onze oogen stralen. Zoolang de liefde voor de natuur, de zucht tot het schoone, het verhevene en het edele schrijvers en kunstenaars bezielt, zoolang hunne gewrochten de vrucht zijn van eene haking naar een beter maatschappelijk leven, zoolang hunne verbeelding aan de stof niet gekluisterd ligt, de kunsten en letteren volbrengen eene goddelijke taak: zij