vader, geheel alleen, zonder eenige hulp, was achtergebleven, en die hij, in weêrwil van al de blijken van afkeuring van hen, die met zijn voornemen bekend waren, desniettemin naar het altaar voerde. Ebba (zoo was de naam zijner vrouw), nam het beheer zijner huishouding op zich. Orde en netheid, die zulke een geruimen tijd uit zijne woning verbannen geweest waren, zoo zij er immer bestaan hadden, bloeiden er welig door hare zorg en gaven aan zijne tot dusver zoo treurige woning een feestelijk en vroolijk aanzien.
Ludwig zelf verscheen in de stad met helder schoon linnen, kousen zonder gaten en kleederen, die niet met vlekken van allerlei kleuren bezaaid waren. Zijne bleeke kleur en afzichtelijke magerheid maakten allengskens plaats voor een voorkomen, dat hem een frisch en zelfs eenigszins vroolijk uitzicht gaf. Men zag hem nog wel alle avonden, en dikwijls zelfs een gedeelte van den nacht, lange wandelingen buiten in het veld doen, maar in plaats van zonder eenig doel rond te dwalen, werd hij door Ebba begeleid. Hare oogen ter neder geslagen, terwijl de zijne ten hemel gericht waren, ondersteunde zij hem in zeker opzicht, door als het ware hem op zijnen weg voor struikelblokken te behoeden.
Eens dat Ludwig bij het bed zijner vrouw zat, hoorde hij het eerste geschrei van een klein kind, hetwelk zulkdanige ontroering in zijn vaderlijk hart te weeg bracht, dat hij zich sedert dien tijd minder uitsluitend aan zijne studiën overgaf, en zelfs zijne telescoop vergat, om den jonggeborene op de knieën te schommelen, en met meer geduld en gevoel van geluk een lach van het kleine schepseltje bespiedde, dan wanneer hij twee sterren, die zich in conjunctie bevonden, had moeten waarnemen.
Het kind wies op, werd schoon gelijk zijne moeder, terwijl zijn breed voorhoofd Ludwig een helder en diepdenkend verstand voorspelde. Men zoude niet half de schoone plannen kunnen uitdrukken die hij, bij de wieg van zijnen lieveling gezeten, maakte. Ebba zag hem onophoudelijk aan, en Ludwig raakte bij het minste geschrei van het kind in al zijne berekeningen verward. Helaas! eens des nachts hield de ademhaling van het kind stil. Zijn gezichtje werd purperrood. Het had de kroep. Toen de dag aanbrak was het reeds een lijk.
De arme moeder was zelve den dood nabij. Het ware voorzeker beter geweest als haar lichaam met dat van haar kind in hetzelfde graf gelegd ware; want de ziel van Ebba bleef bij die van haar kind. Zij was krankzinnig geworden.
Een vriend van Ludwig raadde hem, zijne vrouw in een krankzinnigenhuis te zenden, waar hij, voor een gering kostgeld, bevrijd zoude zijn van altijd het droevige schouwspel van eene haar verstand verloren hebbende, vroeger zoo geliefde vrouw, voor oogen te hebben, en hare lastige zotte invallen niet meer zoude behoeven in te willigen. Ludwig werd over zulk eenen raad ten uiterste verbitterd, en hij hield niet op zijne waanzinnige vrouw al die teederheid en zorg te betoonen, die zjj voor hem gedurende hunne dagen van geluk gehad had. Hij zag niet meer naar zijne boeken of telescopen om, maar besteedde al zijn verstand, zijnen tijd, dag en nacht, om aan de gekke en zonderlinge invallen eener krankzinnige te voldoen, zoodat men ten laatste begon te gelooven, dat hij zelf door die kwaal aangetast was.
Niets ontmoedigde Ludwig gedurende vijf volle jaren, niets deed zijne zorg voor Ebba verflauwen. Na verloop van dien tijd trof hem een tweede slag. De koopman, bij wien hij zijne twintigduizend frank geplaatst had, maakte bankroet en ontvluchtte zijne schuldeischers. Deze droevige gebeurtenis liet hem geen ander inkomen over dan de matige opbrengst zijner pachthoeve. Zulks ware voor onzen geleerde, die zich weinig aan de genoegens en de gemakken des levens gelegen liet, weinig geweest; maar zijne arme vrouw... Daarom besloot hij tot den voor hem zwaren stap, om eenen toen openstaanden leerstoel voor de sterrekunde aan te vragen. Men verbeelde zich den angst en de verveling, die een bloode arme man, die bijna nooit uitging, en slechts zeldzaam met twee of drie vrienden in betrekking kwam, moest uitstaan, toen hij den burgemeester zijn verzoekschrift moest voorleggen, en de minachting, waarmede de raadsheeren hem aanzagen, moest verduren. Niemand was zijne voorspraak, en er werd een professor van elders beroepen. Toen Ludwig zulks vernam, verkocht hij zijn klein huis in Altona, en vertrok naar zijne boerderij in Oltenzen, niets dan natuurkundige werktuigen en zijne telescoop medenemende. Ebba volgde hem werktuigelijk en zonder te weten wat zij deed of waar zij henen ging; hare ziel was bij haar kind in den hemel.
De pachthoeve van Ludwig was te Oltenzen naast de kerk. Van uit het venster konde hij het graf zijns ooms zien, dat een eertijds door den grooten dichter geplante lindenboom overschaduwde. Ludwig zond zijnen pachter weg, en begon zijne velden met meer verstand en zelfs met meer kracht, dan men van hem had kunnen verwachten, te bebouwen. De boeren begonnen met zijne proeven te lachen en eindigden met hem na te volgen. De tijd, dien Klopstock niet tot eggen en bouwen besteedde, wijdde hij aan zijne studiën toe. De telescoop werd op het dak van de hoeve geplaatst en Ludwig, die weinig slaap genoot (want de slaap is gelijk aan de vrienden, hij bezoekt slechts de gelukkigen), bracht zijne nachten met het bestudeeren der sterren door.
Ludwig, gewoonlijk droefgeestig en droomerig, betoonde eens, des morgens, van zijn observatorium komende, eene ongewone blijdschap. Had Ebba zelf haar verstand terug bekomen, zijne betuigingen van vreugde en geluk, hadden niet luider en levendiger kunnen zijn. Hij besteedde zes nachten tot het schrijven van eenen langen brief, die hem nimmer voldoende voorkwam, want nu verscheurde hij denzelve en dan begon hij hem weder, vulde hem met noten aan, en raadpleegde wederom zijne telescoop. Het gewichtige werk eindelijk in orde gebracht hebbende, verzegelde hij zorgvuldig zijne memorie, die de ontdekking van de omwenteling van Saturnus in tien uren 32 minuten bevatte, en deed dezelve te Altona op de post, aan het adres van den bestuurder der sterrewacht te Hamburg, na de voorzorg genomen te hebben zijnen brief te frankeeren en er een ontvangstbewijs van te nemen. Ziehier het antwoord dat hij ontving: