Krekelgevechten.
Nadat wij door onzen geleider in eene afgelegene straat door eene nauwe deur een onaanzienlijk huis waren binnengetreden, bevonden wij ons in een vertrek, in welks midden eene ronde tafel stond, met rijk versierde randen van gesneden ivoor, waarop eene fijn porseleinen, roodgeaderde kom. Rond die tafel en kom bevonden zich omstreeks vijftien heeren uit den hongeren stand, alle vol verwachting en in gespannen aandacht. Tegenover elkaâr stonden de beide getuigen van den ophanden zijnden strijd. Het sein tot een begin werd gegeven, en dadelijk verschenen twee heeren, elk met een kostbaar ivoren doosje, aan de bovenzijde van gouden traliën voorzien, in de hand, welke twee groote krekels in de porseleinen kom deden springen. Zoodra zij in de gladde kom elkander aanraakten, maakten zij een scherp knetterend geluid, en trokken zij dadelijk met dreigende gebaren terug. Daar deze voorbereidingen echter te lang duurden voor het ongeduld der aanschouwers, beval men de getuigen hen aan te zetten; deze namen hierop een stroohalm, waarmede zij de dieren zoo vlug wisten te tergen, dat het duidelijk was, dat deze dachten, dat de een den ander dit teweegbracht. Zij stonden daarop tegen elkaâr op, dansten, beten en worstelden, rolden en sprongen over elkaâr, gleden voor- en achterwaarts, en bloedden en schuimbekten, tot dat ten laatste stukken der huid en gedeelten der pooten in de kom verstrooid lagen.
De opgewondene toeschouwers, wedden om ‘vliegenkoeken,’ dat zijn koeken, waarin men, in plaats van krenten, vliegen heeft gebakken, eene lekkernij, die wij in de maanden Juli en Augustus goedkoop konden genieten, zoo wij van onze vliegen een beter gebruik wisten te maken. Hier echter waren de vliegenkoeken slechts voorwendsel om de verbodene geldweddingschappen achter te verbergen.
Ook ik was dwaas genoeg, mij met weddingschappen in te laten; mijn landsman had echter de voorzichtigheid mijnen inzet te dekken, door op den tegenovergestelden kant evenveel te wedden. Wij meenden de zaak wel overlegd te hebben, doch de Chinezen waren nog slimmer. Onze weddingschap was tot honderd dollars geklommen (omtrent 500 fr.), en alles deed voorzien dat ik de mijne zou winnen, toen, door eene onverwachte wending in den strijd, de krekel waarop ik gewed had, het te kwaad kreeg, en dood bleef.