Kronijk.
Antwerpen. - In het Verbond voor kunsten, letteren en wetenschappen, was op 19 Juli een tafereel tentoongesteld van den te recht beroemden schilder Hendrik Leys, namelijk een der stukken welke de groote meester uitvoert op de zalen van het stadhuis. Het stelt voor: De hertoginne van Parma, die, in tijd van onlusten, de sleutels der stad aan het magistraat bestelt. De omschrijving van de door Leys uitgewerkte voorstelling luidt als volgt:
‘Een der voorrechten waaraan onze voorouders het meest prijs hechtten en welk zij meer dan eens tegen de aanspraken der officieren des hertogs te verdedigen hadden, was dit van door hunne burgemeesters en schepenen bestierd te worden; volgens hen was de eerste burgemeester of zijne afgevaardigden de hoofden der politie hunner stad.
Een belangrijk feit kwam, volgens de getuigenis van den secretaris De Moy, de rechten onzer medeburgers wettigen. Na de eerste onlusten door de Hervorming veroorzaakt, zegt de schrandere schrijver, kwam de hertoginne van Parma naar Antwerpen; de sleutels der stad haar aangeboden zijnde door het magistraat, gaf hare hoogheid het dezelve weder, waarna zij ten stadhuize bewaard bleven, door de zorgen des schepen Mr De Pape, zonder dat de schout ergens in te komen had. - ‘Daaruit blijkt klaar, zegt onze secretaris, dat de opperofficier voor de criminele zaken het hoofd der policie niet is; te meer, hij heeft er geen recht toe, en heeft niets te doen met de politie dan wanneer er verordeningen moeten kenbaar gemaakt worden.’
Als kleurenpracht is dit tafereel eene nieuwe perel aan de kroon van Hendrik Leys; het was maar jammer dat men het tafereel te laag geplaatst had; daardoor werden min of meer schijnbaar gegronde afwijzingen gemaakt betreffende teekening en doorzichtkunde. Al die afwijzingen, wij zijn er zeker van, zullen vervallen, als het tafereel op zijne juiste hoogte en plaats zal uitgevoerd zijn.
Alwie verleden jaar de wereldtentoonstelling van Parijs bezocht, heeft kunnen oordeelen over de schitterende hoedanigheden der werken van den Antwerpschen meester en wij herinneren ons nog altijd met genoegen, de wezenlijke fierheid die ons, als land- en stadgenoot aangreep, bij het zicht der tafereelen van Leys, welke, op eenige uitzonderingen na, door weinige of geene stukken van andere daar vertegenwoordigde kunstschilders, was het ook maar van verre, geëvenaard werden. De tafereelen van Leys schitterden en blonken als juweelen uit, tusschen al degenen uit gansch Europa toegezonden. Wij vragen ons af: Wat zal men thans het meeste roemen in het nieuwe gewrocht van Leys? De eenvoudigheid der samenstelling, geschikt om door ieder verstaan en begrepen te worden, of den zoo buitengewoon schitterend en rijk gekleurden achtergrond, die gewoonlijk als bijzaak beschouwd, nooit geëvenaard, laat staan overtroffen is geworden. Al de kleine en soms ook wel gezochte feilen die men aan de werken des meesters toeschrijft, verdwijnen als van zelven, als men zich maar de moeite geeft het geheele werk met dat van anderen te vergelijken. 't Is dan, en dan alleen, dat men een juist oordeel vellen kan over de schitterende hoedanigheden die de werken van Leys kenmerken.
Wij hopen dat het ons zal gegeven zijn nog menig kunstjuweel als bovengemelde schilderij, te mogen bewonderen.
- Op 26 Juli waren van Kaulbach in het Verbond voor kunsten, letteren en wetenschappen teekeningen tentoongesteld, aan Goethe's dichterlijke vrouwenbeelden gewijd. Deze teekeningen waren niet slechts zeer verdienstelijk, maar inderdaad schoon en goed opgevat te noemen: Werther's geliefde, Margaretha (uit Faust), Dorothea, Frederica, Dora, werden allen door Kaulbach in eenen of meer belangrijke of aantrekkelijke toestanden haars levens gemaald.
Op 26 Juli was alsmede in het Verbond tentoongesteld eene verdienstelijke schilderij van eenen jeugdigen Duitschen schilder, Gabriel Max, uit Beieren, voorstellende de marteling der H. Juliana.
- De heer J. van Lerius heeft eene portretschilderij voltooid, welke door kenners als een meesterstuk wordt geroemd. Er is op voorgesteld eene jeugdige schoone vrouw die, neêrgezeten aan den boord eener beek, het hoofd eenigszins gebogen, eene bloemenkrans vlecht. De bloemenvlechtster draagt een blauw satijnen kleed en lost zich bewonderenswaardig uit op een bruin getint dicht struikgewas. Aan de rechterzijde van het beekje bloeit een groen boschje. Zoo eigenaardig van opvatting als deze portretschildering is, zoo stout en welgeslaagd zijn de kleurcontrasten. Het geheel vormt eene van de aangenaamste en bevalligste voorstellingen die men zien kan. Allen die het nieuwe werk van den heer J. van Lerius aanschouwden, zijn het eens geweest om er den schilder welgemeend geluk over te wenschen.
- Uitslag van de jaarlijksche verkiezing van het bestuur van de volksbibliotheek de Taalvrienden, te Borgerhout: F. Storms en L. Bavo, voorzitters; J. Verdonck en L. Daems, secretarissen; M. Bavo, kashouder; J. Zanders en L. Fret, boekbewaarders; F. Storms, J. Zanders, M. Bavo, L. Fret en J. van de Poel, boekkeurders.