De Vlaamsche School. Jaargang 14(1868)– [tijdschrift] Vlaamsche School, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Schijn bedriegt. Il se glisse des serpents sous les fleurs. Hoe dikwijls reikt het kind de vingren Naar 't roosje dat hem tegengeurt, En - rond den stengel schuilen doornen Wier punt zijn argloos handje scheurt. Hoe gretig bluscht het dorstig harte Zijn' brand in 't water van den vliet, Onwetend, dat de koude drinkschaal Hem ziekte en dood in de aadren giet. Hoe menig appel hangt te blozen, Dien reeds een worm aan 't harte knaagt; Hoe meenge giftplant prijkt met blaadren Wier blijde groen het oog behaagt. O wereld, die met valsche vreugden Ons oog zoo vroolijk tegenlacht! O wereld, naar wier zingenoegens Zoo driftig soms ons harte smacht! Hoe vloeiend ook uw hand moog' streelen, Wat ook uw mond beloven zou, Die schijn bedriegt: gij steekt in 't harte De doornen van het naberouw. Me. 22 Mei 1868. Vorige Volgende