leven te Bonn, en gedurende lange jaren was hij een der meest geliefde kunstenaren van het half wereldsch, half godsdienstig hof van den keurvorst-aartsbisschop. Deze prins, die te Brussel werd geboren, in 1700, toen zijn vader, Maximiliaan-Emanuel van Beieren, gouverneur-generaal der Nederlanden was, betoonde den Antwerpschen muzikant voortdurend eene groote welwillendheid. Na zijnen dood bekroonde zijn opvolger, Maximiliaan-Frederik, de aan den kunstenaar betoonde goedheid, door hem, in 1763, tot het hooge ambt van hofkapelmeester te verheffen, welke betrekking van Beethoven waarnam tot het einde zijns levens.
De kapelmeesterschap was van Beethoven, die zijne fraaie stem had behouden, geen beletsel om voortdurend verschillende rollen te vervullen in de luimige zangspelen, die 's winters op den keurvorstelijken hofschouwburg werden vertoond.
In 1771 speelde hij, in het Fransch, de rol van vader Dolmon, in Gretry's Sylvain, en in 1773, in het Italiaansch, die van Brunoro, in Luchesi's Inganno Scoperto.
Uit zijn huwelijk met Maria-Josepha Poll, overleden te Bonn, op 30 September 1775, liet Lodewijk van Beethoven, de oude, onder andere kinderen, een zoon achter, met name Jan, geboren omtrent 1740, en die hem in 1763 opvolgde als werkelijk kapelzanger, na sedert 1759 hulpzanger te zijn geweest. Deze Jan was de vader van den uitstekenden meester, den beroemden toonzetter Lodewijk van Beethoven, den jonge, welke op 17 December 1770, door zijnen grootvader over de doopvont gehouden werd in de kerk van den H. Remigius, te Bonn, en in 1827 te Weenen overleed.
Het portret van Lodewijk van Beethoven, de oude, op het einde zijns levens geschilderd door den hofschilder Radoux, was in 1866 nog te Weenen, bij de weduwe van Karel van Beethoven, zijne aangetrouwde kleindochter. De oude Vlaamsche vader (dat is de naam die men hem nog geeft), is levensgroot ten halven lijve afgebeeld; op het hoofd draagt hij eene met bont gevoederde muts, en in de hand houdt hij een stuk muziek.
Andere van Beethoven's van den Antwerpschen stam hebben de schoone kunsten beoefend, namelijk Pieter van Beethoven, schilder, leerling van Abraham Genoels, den jonge, in 1689, en Geeraard van Beethoven, beeldhouwer, in 1713 als meesterszoon bij de St-Lucas-gilde aanvaard. Lodewijk-Joseph van Beethoven die de lessen der koninklijke academie volgde in 1743 was de jongste zoon van Lodewijk van Beethoven, den oude.
Ridder L. de Burbure.
Archieven van Antwerpen. - Ludwig van Beethoven's Leben von Alexander Wheelock Thayer.